Passé Composé met Avoir klas 1

Onderwerp
Chapitre 5 Grandes Lignes Paragraphe D
Grammaire:
Le passé composé
(De voltooide tijd v.t.t.)
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Onderwerp
Chapitre 5 Grandes Lignes Paragraphe D
Grammaire:
Le passé composé
(De voltooide tijd v.t.t.)

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel:
Aan het eind van deze les weet je:
-Wat de passé composé is.
-Hoe je de passé composé maakt. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat weten jullie over de voltooide tijd? Vul in wat in je opkomt.

Slide 3 - Open vraag



Passé Composé



=
Voltooide tijd 
        
          J'ai dansé Ik heb gedanst 

Slide 4 - Tekstslide

Passé composé bestaat uit 2 delen. 

Deel 1. een vorm van AVOIR (hebben)
  Deel 2. een voltooid deelwoord (ww. -er + é) 

Slide 5 - Tekstslide

Geef de juiste vorm van AVOIR:
Nous…...
A
sommes
B
avons
C
ai
D
ont

Slide 6 - Quizvraag

Vul weer de juiste vorm van AVOIR in:
Vanessa (is een 'zij' dus elle) ...….
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 7 - Quizvraag

1. Je hebt dus het rijtje van AVOIR weer nodig! Geef z.s.m. het rijtje van AVOIR weer.

Slide 8 - Open vraag

Deel 2. Het voltooid deelwoord
Regelmatig werkwoord op -ER   stam + é
Bijv. hele werkwoord: regarder 
        regarder -er = regard (=stam)
        stam + é = regardé 

 J'ai parlé          = Ik heb gepraat 
 Elle a chanté   = Zij heeft gezongen                                 

Slide 9 - Tekstslide

N'oublie pas:  
Passé composé bestaat ALTIJD uit de vorm van AVOIR ÈN een voltooid deelwoord!!!

Pas op! 
De vorm van AVOIR en het voltooid deelwoord blijven naast elkaar! 

Bijvoorbeeld: 
Ik heb een hamburger gegeten  
J'ai mangé un hamburger.

Slide 10 - Tekstslide

Samenvatting Passé Composé:
Avoir + voltooid deelwoord
Deel 1= een vorm van AVOIR

Deel 2= voltooid deelwoord (stam + é)

Nous avons joué.

Slide 11 - Tekstslide

Regardez bien!!!

Slide 12 - Tekstslide


Le chien a mangé une glace.
A
De hond eet een ijsje.
B
De hond at een ijsje.
C
De hond heeft een ijsje gegeten.
D
De hond had een hoed op.

Slide 13 - Quizvraag

Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Video

De hond heeft gedanst
A
Le chien a danse
B
Le chien ont dansé
C
Le chien dansé
D
Le chien a dansé

Slide 16 - Quizvraag

Vertaal:
J'ai dansé

Slide 17 - Open vraag

Ik heb in Groningen gewoond.
A
J'ai habite à Groningue.
B
J'ai habité à Groningue.
C
Je suis habité à Groningue.
D
Je suis habite à Groningue.

Slide 18 - Quizvraag

Waaruit bestaat de Passé Composé?

Slide 19 - Open vraag

Voor extra uitleg:
- Ga naar Grandes Lignes/Chapitre 5/Naslag/Grammaire D
- Luister naar deze uitleg: 

Slide 20 - Tekstslide

Hoe verder:

Maak opdracht 16 f en 17a van Chapitre 5 D.

Slide 21 - Tekstslide