Periode 5 les 5

Engels
Periode 5 les 5
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Engels
Periode 5 les 5

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

For today:
A1
Personal pronouns
Possessive pronouns
Plural


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personal Pronoun
Personal Pronoun:
  • Het onderwerp van de zin
  • Het lijdend of meewerkend
    voorwerp van de zin 
  • Kan naam/namen vervangen 
NL
OW
VW
EV
Ik
I
me
Jij
you
you
Hij/zij/het
he/she/it
him/her/it
MV
wij
we
us
jullie
you
you
zij
they
them

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden
I am walking to school today. Do you want to walk with me?
Ik loop vandaag naar school. Wil jij met mij meelopen?

We are going to have lunch. Would you like to join us?
Wij gaan lunchen. Heb je zin om met ons mee te gaan?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

...... is dreaming. (George)

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

..... is green. (the blackboard)

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

.... are watching TV. (my mother and I)

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Practice
In the next few slides, fill in the sentence using a possessive adjective/pronoun 

This car is her/hers
This is (he) _________ car

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is this cup________?
A
your
B
yours

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The coffee is ______
A
my
B
mine

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Where is (I) ______ book?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

She goes to school with (she) _______ brother

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Singular = enkelvoud
Plural = meervoud

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regel voor meervoud = woord + s
               1 dog - 3 dogs
    1 dog


   3 dogs

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij woorden die eindigen op een medeklinker + y
                            
                     -y verdwijnt en wordt - ies
                 
  1 bunny                            4 bunnies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

woorden die eindigen op een klinker + y
                            
       krijgen alleen een - s
          
  1 boy                              3 boys

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

      woorden die eindigen op ch, sh, s, ss, x, z
                            
                                     krijgen -es
                 
  1 dress                           4 dresses

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 woorden die eindigen op een medeklinker + o
                            
                              krijgen -es
                 
   1 tomato                       4 tomatoes

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij woorden die eindigen op een f of fe
                            
                     f/fe verdwijnt en wordt - ves
                 
     1 leaf                           4 leaves

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

uit je hoofd leren

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


A
baby's
B
babys
C
babie's
D
babies

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
boxes
B
boxxes
C
bosses
D
boxees

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
fishes
B
fish
C
fishen
D
fishies

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Thief
A
thiefs
B
thiefes
C
thiefies
D
thieves

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

For today:
A2
Gerund
Past Continuous
Some vs. Any
(a) few vs. (a) little

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat denk je dat een "gerund" is?

Slide 29 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat valt je op aan deze zinnen?
  • Smoking is forbidden in the barbershop.
  • I look forward to seeing you next week.
  • Could you start doing your homework? 
  • That dress isn't worth buying.
  • He started running.


Slide 30 - Tekstslide

  • -ing staat achter sommige woorden
  • Vraag de leerlingen: Welk woord staat er voor? 
Gerund
Je gebruikt de '-ing vorm' als een soort zelfstandig naamwoord:

 1. Als het onderwerp van de zin.
Example: Biking in the mall is forbidden. 

2. Na voorzetsels. (kastwoorden)
Example: She's fond of cycling.

3. Na werkwoorden die zeggen hoe je iets vindt. (like, love, hate, enjoy, etc.)
Example: I love going to the movies. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gerund
Je gebruikt de '-ing vorm' ook als een soort zelfstandig naamwoord:

1. Na werkwoorden die 'begin', 'einde', of 'doorgaan' aangeven. (start, begin, finish, go on, etc.)
Example: Everybody had finished writing

2. Na een aantal andere werkwoorden. (delay, postpone, put off, imagine, consider, avoid, etc) 
Example: I put off learning vocabulary for a whole week.

3. Na een aantal uitdrukkingen. (it's no good, it's no use, it's worth, can't help, to be busy, etc)
Example: She can't help singing all day long. 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Uitzondering
Na onderstaande werkwoorden kan je ook het hele werkwoord met 'to' gebruiken.
  1. Start
  2. Begin
  3. Continue 
  4. Like
  5. Love
  6. Hate
  7. Prefer

Bijvoorbeeld: I hate getting up early / I hate to get up early. (de betekenis is hetzelfde)

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


....(write) in English is easy.

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


I love ... (go) out to restaurants.

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Past continuous
Hoe maak je die?
She was walking to school, when her phone rang.
I was drinking some tea, when my husband was working.
What were you thinking of (when I interupted you)?

Dus de regel is: .................................


Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:43
What was Andy doing at work?

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

00:58
What was his boss doing?

Slide 39 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

01:47
What was Andy doing when Maggie came back again?

Slide 40 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Past Continuous
was
                                   of        +  ww   +  ing
were

He was cleaning the house.

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Some vs Any
  • Some = iets / wat / enkele
  • Any = iets / wat / enkele
  • Some wordt gebruikt in bevestigende zinnen (+)
  • Any wordt gebruikt in negatieve en vragende zinnen (- & ?)

She has some flowers. Have we got any milk? 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


We have some/any free time later this afternoon.
A
Some
B
Any

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


She doesn’t want some/any coffee.
A
Some
B
Any

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What is the difference between few and little?

Slide 45 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

(a) few & (a) little
Few = weinig (telbare woorden)
 few chairs
Little = weinig (ontelbare woorden)
little time
a few = paar (telbare woorden)
a few friends
a little = een beetje (ontelbare woorden)
 a little milk left.



Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1) She has ____ people that know her well. She only trusts two person.
3) I have very _____ knowledge about this topic.
2) I have _____ pieces of cake left, do you want one?
4) You need _______ more sugar to make it taste even better! 
Few
A few
Little 
A little 

Slide 47 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet er allemaal af in GPS?
A1: Creative Writing  magazine & Creative Writing Vocab minimagazine & Creative Writing Gram mini magazine
Correspondence magazine  & Correspondence  Vocab minimagazine & Correspondence Gram minimagazine
Forms  magazine

A2:  Creative Writing magazine & Creative Writing Vocab minimagazine & Creative Writing Gram mini magazine
Correspondence  magazine & Correspondence Vocab minimagazine & Correspondence Gram minimagazine
Taking Notes magazine & Taking Notes  Vocab minimagazine & Taking Notes Gram minimagazine

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies