In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Herhaling H5, radioactiviteit
Slide 1 - Tekstslide
Voorbeelden van ioniserende straling:
A
alfa en microgolven
B
alfa en röntgen
C
gamma en radiogolven
D
röntgen en radiogolven
Slide 2 - Quizvraag
Wat zijn de twee manieren van detecteren van straling?
A
Geiger-muller teller (GM teller)
B
Nevelvat
C
MRI-scan
D
Echografie
Slide 3 - Quizvraag
een tracer zendt ..... straling uit.
A
alpha
B
beta
C
gamma
Slide 4 - Quizvraag
Alfa-straling kan goed ioniseren omdat:
A
Het een grote massa heeft.
B
Het een grote lading heeft.
C
Het een grote massa en lading heeft.
D
Het goede antwoord staat er niet bij.
Slide 5 - Quizvraag
Welke straling heeft de meeste energie?
A
Alfa
B
Bèta
C
Gamma
Slide 6 - Quizvraag
Alfa straling bestaat uit....
A
Helium kernen
B
Fotonen
C
Elektronen
D
Neutronen
Slide 7 - Quizvraag
Van welke straling is het doordringend vermogen het kleinst?
A
Alfa straling
B
Beta straling
C
Gamma straling
D
Röntgenstraling
Slide 8 - Quizvraag
Een hoeveelheid straling valt op een loden plaat van 4,0 cm. De halveringsdikte voor deze straling is bij lood 20 mm. Hoeveel straling wordt door de plaat geabsorbeerd?
A
12,5 %
B
20 %
C
25 %
D
75 %
Slide 9 - Quizvraag
Welk straling zien we hier?
A
Alfa
B
Bèta
C
Gamma
D
Delta
Slide 10 - Quizvraag
Wat voor soort straling wordt er uitgezonden?
A
alpha straling
B
beta straling
C
gamma straling
D
geen straling
Slide 11 - Quizvraag
Straling die bestaat uit elektronen noemen we bèta-straling
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Neon-24 heeft een halveringstijd van 15 uur. Hoeveel radioactiviteit is er na 60 uur nog over?
A
een kwart
B
een achtste
C
een twaalfde
D
een zestiende
Slide 13 - Quizvraag
Radioactiviteit, wat is waar?
A
Een stof met een lange halfwaardetijd is zeer radioactief
B
De radioactiviteit van een stof halveert als de tijd verdubbelt
C
Een stof met een korte halfwaardetijd is ongevaarlijk
D
Radioactiviteit neemt af met de tijd
Slide 14 - Quizvraag
De radioactiviteit van een stof (Becquerel) is een maat voor
A
hoeveel straling je ontvangt
B
hoeveel atoomkernen er vervallen
Slide 15 - Quizvraag
IJzer-55 heeft een halfwaardetijd van drie dagen.
Hoeveel radioactiviteit is er na zes dagen nog over?
A
de helft
B
een kwart
C
een achtste
D
niets meer
Slide 16 - Quizvraag
Welke soort ioniserende straling heeft over het algemeen de grootste dracht?
A
alfa
B
bèta
C
gamma
D
kun je niet weten
Slide 17 - Quizvraag
Welke soort straling is het meest schadelijk voor de mens?
A
alfa
B
bèta
C
gamma
D
kun je niet weten
Slide 18 - Quizvraag
Bij welke soort straling spreken we over halveringsdiktes en halveringstijden?
A
alfa
B
bèta
C
gamma
D
alle drie
Slide 19 - Quizvraag
De energie van een deeltje wordt meestal gegeven in eV. Hoeveel Joule aan energie heeft een deeltje van 5,00 Mev
Slide 20 - Open vraag
Bij het verval van Pu-239 komt een alfa deeltje vrij, welk ander stofje ontstaat er? (vb antwoord: He-4)
Slide 21 - Open vraag
De activiteit van een stralingsbron (t1/2=2,2 dagen) is na 24 uur nog 10Mbq. Wat was de activiteit van deze stralingsbron 24 uur geleden (in Bq)? (vb antwoord: 35.2*10^9)
Slide 22 - Open vraag
De afbeelding hiernaast suggereert dat de massa van het voorwerp gelijkmatig afneemt. Leg uit waarom dit niet het geval is.
Slide 23 - Open vraag
Bepaal uit de figuur de halveringstijd (in jaren). (vb antwoord: 2)
Slide 24 - Open vraag
Bereken de massa (in gram) van radioactief plutonium na 126 jaar. (vb antwoord: 1.8*10^-8)
Slide 25 - Open vraag
In 2017 werd in Alaska het lichaam van een militair gevonden in ijs. Men wilde het lichaam bergen, maar er kan een restant van de zeer dodelijke Spaanse griep aanwezig zijn die tussen 1918 en 1919 wereldwijd 50- 100 miljoen mensen het leven kostte. In dat geval moet men voorzichtig zijn. Radiologen meten de radioactiviteit van isotopp H-3 op een waarde van A= 0.0977 Bq. Bij overlijden is er bij een mensen een H-3 activiteit van 25 Bq. Laat met een bereking zien of de militair gestorven is in de perode 1918-1919.