werkwoorden toets 2

Verbes

  • regelmatige werkwoorden op -re
  • onregelmatige werkwoorden: pouvoir, savoir, voir, vouloir
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Verbes

  • regelmatige werkwoorden op -re
  • onregelmatige werkwoorden: pouvoir, savoir, voir, vouloir

Slide 1 - Tekstslide

finir:
149 t/m 152 (alleen havo 4)
timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

 verbes réguliers -re
  • attendre (wachten op)           
  • vendre (verkopen)
  • entendre (horen)
  • descendre (naar beneden gaan)
  • répondre (antwoorden)

Slide 3 - Tekstslide

présent: verbes -re

je rends (ik geef terug)
tu rends
il rend
nous rendons
vous rendez
ils rendent

Slide 4 - Tekstslide

imparfait: verbes -re
nous rendons --> STAM -ons = rend
je rendais (ik gaf terug)
tu rendais
il rendait
nous rendions
vous rendiez
ils rendaient

Slide 5 - Tekstslide

passé composé: verbes -re
j'ai rendu (ik heb teruggegeven)
tu as rendu
il a rendu
nous avons rendu
vous avez rendu
ils ont rendu

Slide 6 - Tekstslide

futur: verbes -re
Hele werkwoord + uitgang (denk aan "avoir")! Hier wel de e aan het eind eraf halen. 

je rendrai (ik zal teruggeven)
tu rendras
il rendra
nous rendrons
vous rendrez
ils rendront

Slide 7 - Tekstslide

futur du passé (conditionnel): verbes -re
Hele werkwoord + uitgang (imparfait)! Hier wel de e aan het eind eraf halen. 

je rendrais (ik zou teruggeven)
tu rendrais
il rendrait
nous rendrions
vous rendriez
ils rendraient

Slide 8 - Tekstslide

Le chat ______ (mordre, passé composé) le chien!

Slide 9 - Open vraag

Nous nous _____ bien.
(défendre, présent)

Slide 10 - Open vraag

Ik zal wachten__________ (attendre)

Slide 11 - Open vraag


Nous _____________ (rendre, imparfait) l' argent.

Slide 12 - Open vraag

Ils _____ des bonbons délicieux. (vendre, présent)

Slide 13 - Open vraag

Il _____ ton livre demain. (rendre, futur)

Slide 14 - Open vraag

au travail:

  • Maak 195 t/m 200 in grammairriche
  • pouvoir, savoir, voir, vouloir:  bekijk de vervoeging op deze site 
  • oefen dan op deze site

Slide 15 - Tekstslide