Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
aiToolsTab
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
V3 Kapitel 6 Grammatik
V3 Kapitel 6 Grammatik
Lernziel:
- Ik oefen met de grammatica van Kapitel 6
persoonlijk vnw, der/ein Gruppe, bezittelijk vnw i.c.m. de voorzetsels
- dass, das
1 / 43
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
In deze les zitten
43 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
5 videos
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
V3 Kapitel 6 Grammatik
Lernziel:
- Ik oefen met de grammatica van Kapitel 6
persoonlijk vnw, der/ein Gruppe, bezittelijk vnw i.c.m. de voorzetsels
- dass, das
Slide 1 - Tekstslide
Wat zijn de voorzetsels
van de 4e naamval?
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Video
Wat zijn de voorzetsels
van de derde naamval?
Slide 4 - Woordweb
Slide 5 - Video
Schrijf alle
keuzevoorzetsels op
Slide 6 - Woordweb
Slide 7 - Video
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de
4e naamval
timer
2:00
u
haar
hem
het
jou
ons
jullie
hen
mij
Sie
uns
ihn
euch
dich
sie
es
sie
mich
Slide 8 - Sleepvraag
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het
Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de
1e naamval
timer
2:00
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie
Slide 9 - Sleepvraag
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de
3e naamval
timer
2:00
mij
jou
hem
jullie
haar
ons
het
hen
u
mir
uns
ihm
ihm
ihr
dir
euch
ihnen
Ihnen
Slide 10 - Sleepvraag
m
v
o
mv
1e
3e
4e
Sleep de lidwoorden naar de juiste plek in de tabel
der
die
das
die
dem
der
dem
den
den
die
das
die
Slide 11 - Sleepvraag
Sleep de Nederlandse betekenis naar de
Duitse bezittelijke voornaamwoorden.
mein
dein
sein
ihr
unser
euer
Ihr
zijn
onze/ons
jullie
mijn
uw
jouw
haar/hun
Slide 12 - Sleepvraag
Sleep juiste regel naar de naamval
3e naamval
4e naamval
7/2 regel
waarheen
waar
wanneer
tijd
plaats
werkwoord die beweging uitdrukt
beweging
geen antwoord op waar, wanneer, waarheen
auf/über 4e nv
Slide 13 - Sleepvraag
7/2-regel
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Wir stehen voll und ganz hinter (jou) ____.
A
du
B
dich
C
dir
Slide 16 - Quizvraag
In (de) ________ Eile habe ich es ganz vergessen.
A
der
B
den
C
die
Slide 17 - Quizvraag
Wir warten gleich (naast de) _________________ Eingang(M).
A
neben der
B
neben den
C
neben dem
Slide 18 - Quizvraag
(Op wie) _________________ wartest du?
A
Auf wer
B
Auf wen
C
Auf wem
Slide 19 - Quizvraag
Die Schüler arbeiten (op een) Feiertag(m).
Slide 20 - Open vraag
(Wie) hat die Prüfung korrigiert?
Slide 21 - Open vraag
Wir kommen heute (naar jullie).
Slide 22 - Open vraag
Der Junge ist (na haar) dran.
Slide 23 - Open vraag
Ich danke dir (voor de) Auskunft(v)
Slide 24 - Open vraag
Sie kauft (een) Geschenk (voor zijn) Mutter(v)
Slide 25 - Open vraag
(Zonder zijn) Brief(m) hätte (ik) das nicht gewusst.
Slide 26 - Open vraag
Hat sie (jullie) Karte gelesen?
Slide 27 - Open vraag
(Op de) Montag(m) muss (hij) (naar de) Arzt (m).
Slide 28 - Open vraag
(Over een) Stunde fahren wir (naar) Hause.
Slide 29 - Open vraag
Kann ich (jou)die Daten mailen?
Slide 30 - Open vraag
Mein Glas fällt auf (de) Boden [m].
Slide 31 - Open vraag
Der Bahnhof liegt hinter (onze) Schule [v].
Slide 32 - Open vraag
Sie reden (over mijn) Freundin.
Slide 33 - Open vraag
Zwischen (de) Bäumen [mv] war nur wenig Platz.
Slide 34 - Open vraag
Über (zijn) Schreibtisch [m] hängt ein Poster.
Slide 35 - Open vraag
Können Sie den Wagen (voor de) Eingang [m] fahren?
Slide 36 - Open vraag
Warst du im Urlaub (aan de) Ostsee [v]?
Slide 37 - Open vraag
Schön, dass/das du heute da bist!
A
das - lidwoord
B
dass - voegwoord
C
das - aanwijzend vnw
D
das - betrekkelijk vnw
Slide 38 - Quizvraag
Das schöne Auto, dass/das dort vorne auf dem Parkplatz steht.
A
das - lidwoord
B
dass - voegwoord
C
das - aanwijzend vnw
D
das - betrekkelijk vnw
Slide 39 - Quizvraag
Dass/Das gehört mir!
A
das - lidwoord
B
dass - voegwoord
C
das - aanwijzend vnw
D
das - betrekkelijk vnw
Slide 40 - Quizvraag
Du weißt, dass/das dass/das nicht im Preis inbegriffen ist.
(2 antwoorden)
A
das - lidwoord
B
dass - voegwoord
C
das - aanwijzend vnw
D
das - betrekkelijk vnw
Slide 41 - Quizvraag
Slide 42 - Video
Was weißt du noch?
Wähle
!
Schön, dass/das du heute da bist!
Das schöne Auto, dass/das dort vorne auf dem Parkplatz steht.
Dass/das gehört mir!
Du weißt, dass/das dass/das nicht im Preis inbegriffen ist.
Slide 43 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
persoonlijk voornaamwoorden + o/lv/mv naamvallen M3
July 2025
-
18 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t, vwo
Leerjaar 3
3TL periode 2 les 14
July 2025
-
22 slides
Duits
Middelbare school
vmbo b, k, t, havo
Leerjaar 1
De grote kennisquiz
August 2024
-
44 slides
Duits
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Quiz!
3TL periode 2 les 15
July 2025
-
19 slides
Duits
Middelbare school
vmbo b, k, t, havo
Leerjaar 1
4T K2 voorzetsels en voornaamwoorden
January 2025
-
19 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
4 Mavo 25 sep
July 2025
-
32 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
GT P2 W2 S2
July 2025
-
22 slides
Duits
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 2
3TL periode 2 les 13
July 2025
-
16 slides
Duits
Middelbare school
vmbo b, k, t, havo
Leerjaar 1