2K - Spelling H4: Lastige werkwoordsvormen

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 2K

Vandaag...
- Spelling H4 - samenstellingen
- Spelling H4 - werkwoorden

Leerdoel:
- Ik kan samenstellingen met en zonder tussenletters correct spellen
- Ik kan werkwoordsvormen op -de(n), -dde(n), -te(n) en -tte(n) correct spellen



Huiswerk donderdag 14 april
- Maken: Spelling hoofdstuk 4, beide onderdelen (samenstellingen en lastige werkwoordsvormen)


1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 2K

Vandaag...
- Spelling H4 - samenstellingen
- Spelling H4 - werkwoorden

Leerdoel:
- Ik kan samenstellingen met en zonder tussenletters correct spellen
- Ik kan werkwoordsvormen op -de(n), -dde(n), -te(n) en -tte(n) correct spellen



Huiswerk donderdag 14 april
- Maken: Spelling hoofdstuk 4, beide onderdelen (samenstellingen en lastige werkwoordsvormen)


Slide 1 - Tekstslide

Spelling H4
 Wat is de juiste spelling?

Slide 2 - Tekstslide

gezelschap + spel
A
gezelschapsspel
B
gezelschapspel

Slide 3 - Quizvraag

Klik op de goede samenstelling:

pan + koek
A
pannekoek
B
pannenkoek

Slide 4 - Quizvraag

pannenkoek
want:

het eerste deel is een znw met een meervoud op -en

(extra 'n' nodig vanwege uitstpraak;
anders staat er 'panenkoek')

Slide 5 - Tekstslide

Klik op de goede samenstelling:

seconde + wijzer
A
secondenwijzer
B
secondewijzer

Slide 6 - Quizvraag

secondewijzer
want

het eerste deel is wel znw,
maar heeft twee meervoudsvormen:
seconden en secondes

Slide 7 - Tekstslide

Spelling werkwoorden H4
Wat weet je nog?

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de pv-vt-zwak?
Jullie verven - Jullie (...)

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Persoonsvorm in de verleden tijd: 
sterke en zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden veranderen niet van klank: maak - maakte
  • enkelvoud: ik-vorm tt + 'de' of 'te': stuurde, fietste
  • meervoud: ik-vorm tt + 'den' of 'ten': stuurden, fietsen
Om te weten of je -te(n) of -de(n) schrijft, kijk je naar de laatste letter van het hele werkwoord min 'en' en gebruik je 'T KofSCHiP.

Sterke werkwoorden veranderen wel van klank: lopen - liep
  • Je gebruikt de verlengproef om erachter te komen of het woord op een -d of een -t eindigt. binden - bond, zitten - zat
  • Schrijf het woord zo kort mogelijk, behalve als het voor de uitspraak nodig is.

Slide 12 - Tekstslide

Geef aan hoe je de pv schrijft en of het een sterk of zwak werkwoord is. kleven (vt)
Nog altijd […] de kauwgom aan mijn schoen.

Slide 13 - Open vraag

Een voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
Van een voltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. 
  • Schrijf het bijvoeglijk naamwoord zo kort en eenvoudig mogelijk. 
teleurstellen - teleurgesteld (vd) -  een teleurgesteld (bn) mens
verwoesten - verwoest (vd) - het verwoeste (bn) huis

  • Soms moet je voor de uitspraak -tt-  of -dd- schrijven: 
bekladden - beklad (vd) - de bekladde (bn) mur

Slide 14 - Tekstslide

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord?

Slide 15 - Open vraag

Schrijf het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord op.

de (verwoesten) stad

Slide 16 - Open vraag

Het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord.
(bakken) .... brood

Slide 17 - Open vraag

Kijk per zin of het werkwoord als een voltooid deelwoord of als bijvoeglijk naamwoord is opgeschreven. Sleep het juiste vakje naar de zin. 
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord
De broek is gescheurd. 
Het verlichte standbeeld staat voor het station. 
De boom is omgehakt. 
De militairen brachten de bevrijde gijzelaars naar het hospitaal.


Slide 18 - Sleepvraag

Tip:
 Bekijk het uitlegfilmpje in de online methode. In dit filmpje wordt de theorie uitgelegd en er wordt een aantal voorbeelden gebruikt om de theorie te verhelderen. 

Maak de opdrachten met je theorie ernaast. 
Als je twijfelt over een antwoord, kan de theorie je op weg helpen.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?

Een maand geleden ... (verpoten) de eigenaar van de volkstuin zijn plantjes.
A
verpootte
B
verpoote
C
verpotte
D
verpote

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

... (verblinden) de laagstaande zon gisteren de chauffeur van het bestelbusje?
A
verblinde
B
verblindde

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

Het ... (verwennen) kind wilde niet op zijn beurt ... (wachten).

A
verwende, wachtten
B
verwendde, wachten
C
verwende, wachten
D
verwendde, wachtten

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

De zakenman ... (trachten) zijn mooi ... (inrichten) penthouse vorig jaar voor enkele maanden te verhuren.
A
trachte, ingerichte
B
trachtte, ingerichtte
C
trachtem ingerichtte
D
trachtte, ingerichte

Slide 23 - Quizvraag

In hoeverre heb je het lesdoel gehaald:
Ik kan werkwoordsvormen op -de(n), -dde(n), -te(n) en -tte(n) correct kunt spellen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll