B1B PTO4: Woordenboek

Welcome B1B

Week 24  - Lesson 1
Woordenboek I

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome B1B

Week 24  - Lesson 1
Woordenboek I

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
Dictionary 

Doel: Je leert een Engels-Nederlands woordenboek gebruiken. 

1. We gaan Engelse woorden op alfabetische volgorde zetten en hun betekenis opzoeken.
2. We kijken naar de verschillen tussen werkwoorden en zelfstandige naamwoorden.
3. We zoeken de betekenis van woorden die niet letterlijk in het woordenboek staan. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de volgende letter?
abcdefghi...

Slide 3 - Woordweb

Wat is de volgende letter?
ghijklmno...

Slide 4 - Woordweb

Wat is de volgende letter?
mnopqrst...

Slide 5 - Woordweb

Zet de volgende letters op alfabetische volgorde: w f o l d v

Slide 6 - Open vraag

Welk woord staat eerder in het woordenboek?
consult of construct
A
consult
B
construct

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord staat eerder in het woordenboek?
connect of constrain
A
connect
B
constrain

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord staat eerder in het woordenboek?
consider of consumer
A
consider
B
consumer

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord staat eerder in het woordenboek?
thigh of tight
A
thigh
B
tight

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord staat eerder in het woordenboek?
threat of throat
A
threat
B
throat

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord staat eerder in het woordenboek?
together of treat
A
together
B
treat

Slide 12 - Quizvraag

zoek in het woordenboek de NL vertaling op van: mischief

Slide 13 - Woordweb

zoek in het woordenboek de NL vertaling op van: wooden

Slide 14 - Woordweb

zoek in het woordenboek de NL vertaling op van: distribution

Slide 15 - Woordweb

zoek in het woordenboek de NL vertaling op van: usually

Slide 16 - Woordweb

Welke woorden in de volgende zinnen staan niet zo in het woordenboek? 
Hoe staan ze er wel in? 

voorbeeld: 
  • She walks to work every day. 
  • walks
  • The soup is colder than usual. 
  • colder

Slide 17 - Tekstslide

What were you waiting for?
A
what
B
were waiting
C
you
D
for

Slide 18 - Quizvraag

A thousand yellow cars.
A
a
B
thousand
C
yellow
D
cars

Slide 19 - Quizvraag

They are the friendliest people on earth.
A
they
B
friendliest
C
people
D
on earth

Slide 20 - Quizvraag

Homework
Do/ maken:
- Werk verder aan je boekopdracht.
- Als je nog geen woordenboek ENG-NL hebt, zorg dat je een hebt.
- Als je het alfabet nog niet kent, ga oefenen!

Slide 21 - Tekstslide

Welcome B1B

Week 24  - Lesson 2
Woordenboek II

Slide 22 - Tekstslide

Waar staan de woorden in de juiste alfabetische volgorde?
A
tree - treat - threat
B
treat - threat - tree
C
threat - tree - treat
D
threat - treat - tree

Slide 23 - Quizvraag

Waar staan de woorden in de juiste alfabetische volgorde?
A
sand - steep - step
B
step - sand - steep
C
sand - steep - step
D
steep - step - sand

Slide 24 - Quizvraag

In het Engels lijken werkwoorden en zelfstandig naamwoorden heel erg op elkaar:

  • Kijk naar: to insult - an insult

  • Bij een (heel) werkwoord staat altijd 'to'
  • Bij een zelfstandig naamwoord staat 'a',  'an' of 'the'
  • In het woordenboek staat bij een werkwoord 'ww'
  • En bij een zelfstandig naamwoord 'zn'

Slide 25 - Tekstslide

Soms horen de woorden bij elkaar, en soms juist helemaal niet!

voorbeelden: 
  • to train
  • a train
  • to ground
  • the ground
  • to mop
  • a mop

Slide 26 - Tekstslide

zoek in het woordenboek de NL vertaling op van: match & to match

Slide 27 - Woordweb

zoek in het woordenboek de NL vertaling op van: stand & to stand

Slide 28 - Woordweb

Welke woorden in de volgende zinnen staan niet zo in het woordenboek? 
Hoe staan ze er wel in? 

voorbeeld: 
  • She walks to work every day. 
  • walks
  • Where is the tallest building?
  • tallest

Slide 29 - Tekstslide

She is working very hard.
A
she
B
is working
C
very
D
hard

Slide 30 - Quizvraag

The cat is meaner than the dog.
A
cat
B
meaner
C
than
D
dog

Slide 31 - Quizvraag

He was thrown in jail.
A
he
B
thrown
C
in
D
jail

Slide 32 - Quizvraag

What is the weirdest thing you've eaten?
A
what
B
the
C
weirdest
D
thing

Slide 33 - Quizvraag

Ik kan woorden op alfabetische volgorde zetten.
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 34 - Quizvraag

Ik kan Engelse woorden opzoeken in een woordenboek.
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 35 - Quizvraag

Ik kan ook woorden die niet precies als in de tekst in het woordenboek staan, opzoeken.
A
ja
B
nee
C
een beetje

Slide 36 - Quizvraag

Homework
Do/ maken:
- Werk verder aan je boekopdracht.
- Als je nog geen woordenboek ENG-NL hebt, zorg dan dat je die bij de SO hebt!
- Als je het alfabet nog niet kent, ga oefenen!

Slide 37 - Tekstslide