6.1 & 6.2

Goedemorgen!
Wat fijn dat je er bent. 


1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen!
Wat fijn dat je er bent. 


Slide 1 - Tekstslide


Hoe gaat het met jullie?
A
Top!
B
Wel oké
C
Kan beter
D
Niet zo goed

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Video

Wat is ecologie denk je?
A
De studie naar relaties tussen organismen en hun milieu
B
De studie naar behoud van de natuur
C
De studie van economische factoren in de biologie
D
De studie naar een ecologisch verantwoord milieu

Slide 4 - Quizvraag

invloeden uit de levende en levenloze natuur

Invloeden uit de levende natuur noemen we biotische factoren
Invloeden uit de levenloze natuur noemen we abiotische factoren

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Het lieveheerstbeestje is een klein diertje dat heel erg snel beinvloed kan worden door zijn omgeving.

Slide 11 - Tekstslide

Hij zoekt bijvoorbeeld eten.
Hij kan beïnvloed worden door hoeveel voedsel er te vinden is.

Dit is een biotische factor.

Slide 12 - Tekstslide

Concurrentie is ook een biotische factor

Slide 13 - Tekstslide

Een ziekteverwekker, zoals een schimmel of bacterie, is een levend organisme. 

Dit is dus ook een biotische factor.

Slide 14 - Tekstslide

Wind is juist een abiotische factor
Water is ook een abiotische factor

Slide 15 - Tekstslide

Een ander mooi voorbeeld:
Een abiotische factor die van invloed is op de plant:
zonlicht

Zorgt voor fotosynthese.


Slide 16 - Tekstslide

In de volgende dia's ga je even oefenen met wat je tot nu toe hebt geleerd.

Slide 17 - Tekstslide

Wat gebeurd er als muizen niet genoeg voedsel krijgen?
Wat gebeurd er met de uilen als er te weinig muizen zijn?
Wat gebeurd er met de muizen het volgende jaar?
Wat gebeurt er met de uilen het volgende jaar?
Wat gebeurt er nu met de muizen?
Muizen nemen weer af
Uilen nemen toe
Muizen nemen toe
Uilen nemen af
Muizen nemen af

Slide 18 - Sleepvraag

De volgende woordwebs gaan over het leven van een Leeuw!

Slide 19 - Tekstslide

Wat zijn de niet levende factoren

Slide 20 - Woordweb

Wat zijn de levende factoren

Slide 21 - Woordweb

Noem voorbeelden van biotische factoren.

Slide 22 - Open vraag

Wat zijn biotische factoren?
A
Niet levende factoren
B
Geen van beide
C
Levende factoren
D
Alleen dieren want die leven

Slide 23 - Quizvraag

Wat zijn abiotische factoren?
A
Levende factoren
B
Niet levende factoren
C
Alleen planten
D
Alleen spullen want die leven niet

Slide 24 - Quizvraag

Een biotoop beschrijft het geografische gebied waar een organisme leeft
Een habitat gaat uit van de biotische en abiotische eisen van het organisme.

Slide 25 - Tekstslide

Beluister mij!

Slide 26 - Tekstslide

In de volgende dia's ga je leren hoe dieren worden ingedeeld bij biologie.

Slide 27 - Tekstslide

ordenen
je kan voorwerpen en organismen indelen in verschillende groepen of sorteren dit noem je ordenen.

bij ordenen verdeel je een verzameling in groepen met hetzelfde kenmerk.

Slide 28 - Tekstslide

Ordenen
Indelen van organismen op basis van kenmerken. 
  • uiterlijke kenmerken
  • celonderdelen 

Slide 29 - Tekstslide

ordenen in de biologie
in de biologie doen we ook aan ordenen. 

We doen dit niet alleen met dieren maar ook met bacterie, schimmels en planten

Slide 30 - Tekstslide

hoe?
in de biologie kijken we naar kenmerken van cellen van een organisme. 

daarna vergelijken we het DNA van de organismes met elkaar om te bepalen of iets dezelfde soort en ras is.

Slide 31 - Tekstslide

Indelen in 4 rijken
Organismen worden verdeeld in 4 rijken. Je ziet het verschil door te kijken naar de bouw van de cel!

ieder organisme heeft:
cytoplasma
celmembraan

Slide 32 - Tekstslide

De vier rijken

Slide 33 - Tekstslide

Wanneer behoren organismen tot een soort?
Als organismen kunnen voortplanten én als de nakomelingen kunnen voortplanten
De definitie bestaat dus uit 2 delen die allebei genoemd moeten worden!

Slide 34 - Tekstslide

Hybriden
Organismen kunnen wel voortplanten, maar de nakomelingen zijn onvruchtbaar!
Beluister mij!

Slide 35 - Tekstslide

Naamgeving
 De wetenschappelijke naam van een organisme bestaat altijd uit een geslachtsnaam en een soortnaam. Geslachtsnaam beginnend met een hoofdletter (bijv. Rosa) gekoppeld aan de soortnaam, beginnend met een kleine letter (bijv. canina). Rosa canina - Hondsroos

Slide 36 - Tekstslide

zelfde soort
ander ras

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

In de volgende dia's ga je even oefenen met wat je tot nu toe hebt geleerd.

Slide 39 - Tekstslide

Wanneer behoren organismen tot dezelfde soort
A
Als organismen kunnen voortplanten
B
Als organismen vruchtbare nakomelingen krijgen
C
Als organismen kunnen voortplanten én de nakomelingen zijn vruchtbaar
D
Als organismen voortplanten én de nakomelingen zijn niet vruchtbaar

Slide 40 - Quizvraag

Hoe noem je het bepalen van de naam van een organisme?

Slide 41 - Open vraag

De geslachtsnaam schrijf je altijd met een hoofdletter
A
Juist
B
Onjuist

Slide 42 - Quizvraag

De soortnaam schrijf je altijd met een hoofdletter
A
Juist
B
Onjuist

Slide 43 - Quizvraag

Nog een keer;
Wat is ecologie?

Slide 44 - Open vraag

Goed bezig
Maak ook de huiswerkopgaven volgens de planning (zie magister).

Slide 45 - Tekstslide