Schrijven Blok 1 t/m 3

Schrijven 
Blok 1 t/m 3
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Schrijven 
Blok 1 t/m 3

Slide 1 - Tekstslide

Blok 1

Slide 2 - Tekstslide

Doelen schrijven blok 1
- je kan een instructie schrijven
- je kan een nieuwsbericht schrijven
- je kan een artikel schrijven

Slide 3 - Tekstslide

Afspraken en regels
Voor het schrijven van een tekst gelden regels en afspreken.
1 Gebruik hoofdletters en leestekens;
2 Elke zin bevat een persoonsvorm;
3 Gebruik nette woorden;
4 De regels voor de e-mail (zie volgende dia);
5 Neem nooit zomaar tekst over uit een bron;
6 Zet komma's tussen delen van een opsomming, ook gebruik je één of meer signaalwoorden voor een opsomming zoals: en, ook, bovendien, ten eerste, ten tweede, tot slot.

Slide 4 - Tekstslide

Afspraken en regels (vervolg)
7 Als er voor een opsomming een of meer samenvattende woorden staan, zet je achter die woorden een dubbele punt.
8 Gebruik geen afkortingen in teksten.
9 Zet een komma tussen twee werkwoorden uit verschillende gezegdes.
10  Verwijs naar personen en zaken met de juiste verwijswoorden.
11 Gebruik passende signaalwoorden bij verbanden tussen zinnen en alinea's.
12 Voor een signaalwoord voor tegenstelling, reden of oorzaak-gevolg zet je meestal een komma

Slide 5 - Tekstslide

Afspraken en regels (vervolg)
13 Als je een uitspraak van iemand letterlijk wil opschrijven, ben je aan het citeren. Dit moet je volgens regels doen:
- Als de geciteerde woorden na een punt staan: 
Anouk riep: 'Geef mij dat schrift!'
- Als de geciteerde woorden vooraan staan: 
 'Morgen moet ik mijn opdracht inleveren' , zei Stijn.
- Als de geciteerde woorden vooraan staan en verderop in de zin verdergaan: 'In de zomervakantie' , zie Kevin,  'gaan we twee weken naar Salou. '

Slide 6 - Tekstslide

Afspraken en regels (vervolg)
14 Voorkom herhaling, tautologie en pleonasme in zakelijke teksten.
15 Controleer altijd de betekenis van woorden of uitdrukkingen die je niet vaak gebruikt of waaraan je twijfelt.
16 Als een werkwoord of een werkwoordgroep een vast voorzetsel heeft, moet je dat voorzetsel altijd in de zin gebruiken.
17 Schrijf bij wederkerende werkwoorden altijd het wederkerend voornaamwoord op.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Schrijfplan
Voor het schrijven van een tekst maak je eerst een schrijfplan.
Zie volgende dia.

Maak ook gebruik van de 5W+1H-vragen.
Wie? Wat? Waar? Wanneer? Waarom? Hoe?

Slide 9 - Tekstslide

Onderwerp:
Publiek:
Tekstdoel:
Hoofdgedachte:
Inleiding:
Alinea 2:
Alinea 3:
Alinea 4 (enz):
Slot:

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Instructie schrijven
In een instructie staat hoe iemand iets moet doen of maken. Een instructietekst is duidelijk en in stappen opgebouwd.

Het doel is: uitleggen


Slide 12 - Tekstslide

Instructie schrijven (vervolg)
Zorg er voor dat je instructie duidelijk is:
- zet de stappen in de goede volgorde.
- gebruik signaalwoorden die horen bij het tekstverband opsomming: eerst, daarna, vervolgens, ten slotte.
- zet voor elke stap van de instructie een streepje, een bolletje of een nummer.
- begin elke stap met een werkwoord.
-gebruik objectieve taal.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Nieuwsbericht schrijven
Nieuwsberichten zijn informerende teksten. Je komt ze tegen in de krant. In een nieuwsbericht wordt een actuele gebeurtenis beschreven. Nieuwsberichten zijn objectief. In een nieuwsbericht geef je de feiten zo precies mogelijk weer. Je geeft niet je eigen mening.

Het doel is: informeren.

Slide 15 - Tekstslide

Nieuwsbericht schrijven (vervolg)
De opbouw van een nieuwsbericht ziet er meestal zo uit:
- titel ( vet en in een groter lettertype)
- naam schrijver of 'Van onze verslaggever' (in kleiner lettertype)
- dikgedrukte plaatsnaam
- dikgedrukte eerste alinea met hoofdzaken= de lead
- middenstuk, verdeeld in alinea's
- slot (ontbreekt vaak)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Artikel schrijven
In een artikel geef je achtergrondinformatie over een bepaald onderwerp, bijvoorbeeld in de schoolkrant of op een website voor jongeren.

Het schrijfdoel is: informeren of mening geven

Slide 18 - Tekstslide

Artikel schrijven (vervolg)
De opbouw van een artikel ziet er meestal zo uit:
- een pakkende titel (vet en in een groter lettertype)
- een passende inleiding waarin het onderwerp en de hoofdgedachte worden genoemd en de deelonderwerpen worden aangekondigd
- een middenstuk waarin de deelonderwerpen worden uitgewerkt
- een passend slot, bijvoorbeeld een samenvatting of een mening
- je naam en eventueel je functie

Slide 19 - Tekstslide

Aan het werk
Blok 1 schrijven
- opdracht 4 vraag 1, schrijf een nieuwsbericht over onderwerp A of B. Gebruik het stappenplan, werk in Word of in je schrift.
- opdracht 7, doorloop alle vragen.

Deze opdracht al gemaakt?
- schrijf nu een artikel en/of nieuwsbericht over een zelfgekozen onderwerp

Slide 20 - Tekstslide

Blok 2 schrijven

Slide 21 - Tekstslide

Reclametekst schrijven
Het doel van een reclametekst, zoals een affiche, een advertentie of een flyer is je publiek overhalen. Je wilt meestal dat ze iets gaan kopen.

Gebruik de volgende tips om dat doel te bereiken:
- maak gebruik van verschillende kleuren en lettertypes en - groottes
- maak woorden en zinnen vet en gebruik uitroeptekens
- plaats afbeeldingen die jouw publiek aanspreken en die de tekst ondersteunen
- gebruik woorden met een positieve gevoelswaarde (uniek, extra, voordeel)

Het schrijfdoel is:  overhalen.

Slide 22 - Tekstslide

Uitnodiging schrijven
Een uitnodiging is een informerende en activerende tekst. Bereid bij het schrijven van een uitnodiging de 5W+1H-vragen voor.
Gebruik de volgende tips:
- zorg dat je uitnodiging overzichtelijk is
- zorg dat er geen informatie ontbreekt
- markeer de belangrijkste informatie (vb. tijd, datum, locatie)
- spreek je publiek op de goede manier aan (formeel of informeel)
Het schrijfdoel is: informeren en  activeren.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Overtuigende tekst schrijven
Als je een overtuigende tekst schrijft, moet je zorgen dat je genoeg over het onderwerp weet. Daarna vorm je pas je mening, die je samenvat in een stelling, een korte zin waaruit je laat blijken of je voor of tegen iets bent. Om anderen te kunnen overtuigen moet je bewijzen dat je gelijk hebt. 
Daarvoor moet je goede argumenten geven.

Het schrijfdoel is: overtuigen

Slide 25 - Tekstslide

Overtuigende tekst schrijven (vervolg)
Een ingezonden brief is een overtuigende tekst, net zoals een column en een reactie op een forum.
Een overtuigende tekst bestaat ook uit 3 delen: inleiding, middenstuk en slot. Een ingezonden brief ziet er zo uit:
- in de inleiding noem je de titel van het artikel of bericht waarop je wilt reageren. Je vermeldt de bron (naam krant/website en datum) en je geeft aan wat het onderwerp is. 
- in het middenstuk zet je jouw menign over het onderwerp. Je geeft daarbij argumenten die jouw mening ondersteunen. Je gaat in op argumenten uit het artikel of het bericht waarop je reageert en geeft tegenargumenten.
- In het slot schrijf je een conclusie. Onder de tekst zet je je naam en woonplaats

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Zakelijke brief schrijven
Een zakelijke brief schrijf je meestal aan een bedrijf, een organisatie of een gemeente. Je schrijft de brief bijvoorbeeld omdat je informatie wilt, een klacht hebt of wilt solliciteren.

Tekstdoel: is afhankelijk van de reden waarom je de brief schrijft.

Slide 28 - Tekstslide

Zakelijke brief schrijven (vervolg)
Zie link volgende pagina voor de conventies van een zakelijke brief.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Curriculum vitae schrijven
Zie voorbeeld.

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Aan het werk
Blok 2 schrijven
- opdracht 2 (een affiche schrijven)
- opdracht 3 (een uitnodiging schrijven)
- opdracht 7 (een zakelijke/motivatiebrief + CV)

Slide 36 - Tekstslide

Blok 3 schrijven

Slide 37 - Tekstslide

Verslag schrijven
De resultaten van een onderzoek of enquête verwerk je in een verslag. Een verslag is bestemd voor degene die de opdracht heeft gegeven. Een verslag kan subjectief of objectief zijn. 
Een subjectief verslag is persoonlijk; je geeft niet alleen de feiten, maar ook je mening.
Een objectief verslag is zakelijk; je geeft alleen de feiten.
Tekstdoel: informeren 

Slide 38 - Tekstslide

Verslag schrijven (vervolg)
Tips voor het schrijven van een verslag:
- in de inleiding schrijf je wat je hebt onderzocht, waarom je het hebt onderzocht en welke groep je onderzocht hebt.
- in de alinea's van het middenstuk schrijf je hoe je het onderzoek/de enquête hebt aangepakt en je geeft de resultaten. Behandel in elke alinea een ander deelonderwerp.
- In het slot schrijf je de conclusie van je onderzoek.

Slide 39 - Tekstslide

Zakelijke e-mail schrijven
Een zakelijke e-mail stuur je aan een bedrijf of aan iemand die je niet goed kent. Je wilt bijvoorbeeld informatie vragen of iets doorgeven.

Tekstdoel: is afhankelijk van de reden waarom je de brief schrijft.

Slide 40 - Tekstslide

Zakelijke e-mail schrijven (vervolg)
Tips:
- zet in de onderwerpregel kort en duidelijk waar je e-mail over gaat.
- begin de e-mail met een aanhef. Achter de aanhef zet je een komma en druk je twee keer op enter. De aanhef is Geachte ...
- schrijf in de eerste zinnen wat het onderwerp is en waarom je de e-mail schrijft.
- de inhoud van je e-mail is verdeeld in alinea's.
- de e-mail eindig je met een nette slotgroet. Daarna druk je twee keer op enter.
- links onderaan schrijf je de slotgroet. Daarachter zet je een komma en druk je twee keer op enter.
- zet je naam onder de e-mail.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Ingezonden stuk schrijven
Een ingezonden stuk/ingezonden brief is een overtuigende tekst. Je schrijft deze tekst als je wilt reageren op een artikel of bericht dat je in een krant of tijdschrift hebt gelezen. Veel kranten en tijdschriften hebben een aparte rubriek waarin ingezonden brieven worden geplaatst.

Tekstdoel: overtuigen

Slide 43 - Tekstslide

Ingezonden stuk schrijven (vervolg)
De opbouw van een ingezonden stuk:
- een pakkende titel (vet in een groter lettertype)
- een inleiding waarin je de titel van het artikel of het bericht noemt waarop je reageert. Je vermeldt de bron (naam en datum) en je geeft aan wat het onderwerp en de hoofdgedachte (jouw mening) is.
- een middenstuk waarin je jouw mening over het onderwerp geeft. Je geeft daarbij argumenten die jouw mening ondersteunen. Je gaat in op argumenten uit het artikel of het bericht waarop je reageert en geeft tegenargumenten.
- een passend slot, bijvoorbeeld een conclusie.
- je naam en woonplaats.

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Aan het werk
Blok 3 schrijven
- opdracht 6

Blok 4 examentraining schrijven
- opdracht 1
- opdracht 2

Slide 46 - Tekstslide