een dpm wordt tijdens een productieproces verbruikt.
A
juist
B
onjuist
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
een dpm wordt tijdens een productieproces verbruikt.
A
juist
B
onjuist
Slide 1 - Quizvraag
veroudering is een van de oorzaken van de waardedaling van een dpm
A
juist
B
onjuist
Slide 2 - Quizvraag
de technische gebruiksduur van een dpm is afhankelijk van de kwaliteit van de prestaties die het middel levert. De prestaties moeten nog waarde hebben voor de ondernemer
A
juist
B
onjuist
Slide 3 - Quizvraag
de economische gebruiksduur kan nooit langer zijn dan de technische gebruiksduur van een dpm, terwijl het omgekeerde wel mogelijk is
A
juist
B
onjuist
Slide 4 - Quizvraag
de economische gebruiksduur is voorbij als de complementaire kosten harder stijgen dan de afschrijvingskosten dalen
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quizvraag
productiemiddelen die technisch versleten zijn, komen op de sloop terecht, terwijl onderdelen ervan nog goed bruikbaar kunnen zijn
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
de aanschafwaarde van een dpm
A
aan aankoopprijs vermeerderd met de installatiekosten
B
is altijdhoger dan de boekwaarde tijdens de gebruikswaarde
C
neemt toe, omdat de ondernemer elk jaar een bedrag afschrijft
Slide 7 - Quizvraag
machinekosten bestaan uit
A
arbeidskosten, complementaire kosten en afschrijvingskosten
B
afschrijvingskosten, complementaire kosten en intrestkosten
C
afschrijvingskosten, arbeidskosten en intrestkosten
die onvermijdbaar gemaakt worden om een machine de gewenste prestaties te laten leveren
B
van bijvoorbeeld energie, arbeid en onderhoud
C
zijn kosten die dalen als de productie daalt
Slide 10 - Quizvraag
de afschrijving samen met de complementaire kosten is bepalend voor
A
de economische gebruiksduur
B
de technische gebruiksduur
C
de economische en technische gebruiksduur
Slide 11 - Quizvraag
met afschrijven met een vast percentage van de aanschafwaarde, is het af te schrijven bedrag ieder jaar kleiner
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Er wordt vaak afgeschreven met een percentage van de boekwaarde, omdat de waarde in de eerste jaren van gebruik het snelst daalt
A
juist
B
onjuist
Slide 13 - Quizvraag
bij afschrijven met een % van de boekwaarde, blijft er altijd een restwaarde over
A
juist
B
onjuist
Slide 14 - Quizvraag
"nihil" staat voor verwaarloosbaar
A
juist
B
onjuist
Slide 15 - Quizvraag
bij het afschrijven op basis van de som van de jaartallen, zal het af te schrijven bedrag ieder jaar afnemen en blijft er altijd een restwaarde over
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quizvraag
de restwaarde is gelijk aan de boekwaarde van het dpm nadat de economische gebruiksduur is verstreken
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quizvraag
wat kan bepalend zijn voor de keuze van de afschrijvingsmethode?
A
de prijs van een nieuw aan te schaffen productiemiddel dat technisch veel beter is dan de huidige machine
B
het verloop van de compl. kosten, omdat de ondernemer het afschrijvingsbedrag plus de compl kosten jaarlijks gelijk wil houden
C
de aanschafwaarde - restwaarde, waarbij ook rekening wordt gehouden met de sloopkosten
Slide 18 - Quizvraag
wat is de restwaarde van een dpm met de volgende gegevens: aanschafprijs 10.000 installatiekosten 2.000 economische levensduur 6 jaar technische levensduur 8 jaar er wordt jaarlijks 15% van de aanschafwaarde afgeschreven
A
1.000
B
1.200
C
nihil
Slide 19 - Quizvraag
wat is de restwaarde van een dpm met de volgende gegevens: aanschafprijs 10.000 installatiekosten 2.000 economische levensduur 6 jaar technische levensduur 8 jaar er wordt jaarlijks 15% van de boekwaarde afgeschreven