sterke en zwakke werkwoorden

schwaches 
starkes 
oder 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

schwaches 
starkes 
oder 

Slide 1 - Tekstslide

Ein schwaches Verb

Slide 2 - Tekstslide

Du .................. Einkäufe (machen)

Slide 3 - Open vraag

Frau Meier, ................. Sie noch einmal bitte (fragen)

Slide 4 - Open vraag

Warum ................ Pieter das Brot? (kaufen)

Slide 5 - Open vraag

Er ............... sich hundsmiserabel. (fühlen)

Slide 6 - Open vraag

Agnes .................. sich auf eure Postings! (freuen)

Slide 7 - Open vraag

Herr Meier, ................. Sie sich bitte. (beruhigen)

Slide 8 - Open vraag

Ein starkes Verb

Slide 9 - Tekstslide

Zuerst die allgemeine Fragen

Slide 10 - Tekstslide

Bij sterke werkwoorden met een lange e in de stam verandert de e in een ......
A
ä
B
i
C
ie

Slide 11 - Quizvraag

Bij sterke werkwoorden met een korte e in de stam verandert de e in een ......
A
ie
B
i
C
ei

Slide 12 - Quizvraag

Bij welke personen verandert de e in een i of ie?
A
ich du er sie es
B
wir ihr sie
C
du er ihr
D
du er sie es

Slide 13 - Quizvraag

Er zijn totaal 6 werkwoorden die je op een ander manier vervoegd. Welke zijn er?

Slide 14 - Open vraag

Die Übungen

Slide 15 - Tekstslide

Er ..................... die Tasche (sehen)

Slide 16 - Open vraag

Was ................. du? (sehen) L

Slide 17 - Open vraag

Ihr ...................... den Zweig (brechen) K

Slide 18 - Open vraag

Wer .................. zuerst? (sterben) K

Slide 19 - Open vraag

Warum ............... du den anderen Weg? (gehen)

Slide 20 - Open vraag

Mein Mann ......................... alles (vergessen) K

Slide 21 - Open vraag

Ihr ........ Eurer Sittsamkeit zu nah (treten) L

Slide 22 - Open vraag

Eine Kuh .............. jeden Tag etwa 50 Kilo Gras. (fressen) K

Slide 23 - Open vraag

Der Arzt ..............Meike eine Spritze.
(geben)
A
gebt
B
gibst
C
gibt

Slide 24 - Quizvraag

Er ................... sich jedes Jahr durchschnittlich fast 50 Kilometer nach Norden. (bewegen)
A
bewegt
B
bewigt
C
bewiegt

Slide 25 - Quizvraag

Merel ...................ihrer Mutter beim Kochen. (helfen)
A
helfst
B
hilfst
C
helft
D
hilft

Slide 26 - Quizvraag

Wo ....................ihr euch? (treffen)
A
treffen
B
trifft
C
trefft

Slide 27 - Quizvraag

Mario ................ gut aus (sehen)
A
seht
B
sieht
C
siht

Slide 28 - Quizvraag

..................du mir mal das Brot, bitte?
A
gibst
B
gebst
C
giebst

Slide 29 - Quizvraag

Auf welcher Seite .................er? L
A
stieht
B
stiht
C
stehen
D
steht

Slide 30 - Quizvraag

Ihr ................hier das neueste Modell von Tesla.
A
sieht
B
sehen
C
seht

Slide 31 - Quizvraag

Martin.........heute keine Milch in den Kaffee.

A
trinket
B
trenkt
C
trinkt

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide