Je gaat 20 opgaven maken. Weet je een begrip niet meer dan kun je dat nu nog opzoeken in je boek. Maak de toets serieus.
Succes!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3
In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
TL3 Oefentoets hoofdstuk 7
Je gaat 20 opgaven maken. Weet je een begrip niet meer dan kun je dat nu nog opzoeken in je boek. Maak de toets serieus.
Succes!
Slide 1 - Tekstslide
Noem de drie lagere overheden
Slide 2 - Open vraag
De overheid kan ongewenst gedrag van burgers of bedrijven afremmen, bijvoorbeeld door energiebelasting te hebben. Noem nog twee maatregelen waarmee de overheid ongewenst gedrag kan afremmen
Slide 3 - Open vraag
Wat zijn voorbeelden van collectieve goederen. Meerdere antwoorden mogelijk
A
Dijken
B
Onderwijs
C
Laptops
D
Straatverlichting
Slide 4 - Quizvraag
Dankzij subsidie kost een kaartje voor een theatervoorstelling €32,50. Zonder subsidie zou het kaart €45 kosten. Bereken hoeveel procent de subsidie is van de oorspronkelijke prijs.
Slide 5 - Open vraag
In Nederland heeft de overheid een sociaal minimum vastgesteld. Leg uit wat het sociaal minimum is
Slide 6 - Open vraag
In 2018 gaf de overheid €8,9 miljard uit aan subsidies. Afgelopen jaar was dat €9,1 miljard. Bereken met hoeveel procent het totale subsidiebedrag is gestegen ten opzichte van 2018.
Slide 7 - Open vraag
De overheid ontvangt in een jaar €12,4 miljard aan accijnzen. Het aantal inwoners van ons land is 17,2 miljoen. Bereken hoeveel accijns dat gemiddeld per inwoner is. Rond af op hele euro's
Slide 8 - Open vraag
Werknemers betalen met een deel van hun loon mee aan de uitkeringen van mensen die zelf geen of onvoldoende inkomen hebben. Welk begrip past bij deze omschrijving
Slide 9 - Open vraag
Wat zijn voorbeelden van werknemers verzekeringen. Meerdere antwoorden mogelijk
A
AOW
B
ANW
C
WIA
D
WW
Slide 10 - Quizvraag
Donna verdient €2350 bruto per maand. Daarover betaalt ze 17,9% AOW-premie. Bereken hoeveel AOW-premie zij in een jaar betaalt.
Slide 11 - Open vraag
Wat zijn voorbeelden van indirecte belastingen. Meerdere antwoorden mogelijk
A
accijns
B
btw
C
inkomstenbelasting
D
vennootschapsbelasting
Slide 12 - Quizvraag
Hoe wordt de motorrijtuigenbelasting ook wel genoemd.
A
Accijns
B
bpm
C
tol
D
wegenbelasting
Slide 13 - Quizvraag
Leg uit wat het profijtbeginsel inhoudt.
Slide 14 - Open vraag
Hoe noem je de toelichting op de rijksbegroting waarin de regering uitlegt welke keuzes zij gemaakt heeft?
A
Begrotingstekort
B
Miljoenennota
C
Staatsschuld
D
Troonrede
Slide 15 - Quizvraag
Leg uit wat het solidariteitsbeginsel inhoudt.
Slide 16 - Open vraag
Het tarief voor vennootschapsbelasting is: - Over winst tot €245000 15% - Over winst boven €245000 25%
Bonnie heeft een winst van €178000 behaald. Bereken hoeveel vennootschapsbelasting ze moet betalen.
Slide 17 - Open vraag
Als de overheidsuitgaven groter zijn dan de inkomsten ontstaat er een ...
A
Begrotingsoverschot
B
Begrotingstekort
Slide 18 - Quizvraag
Vorig jaar was de Nederlandse staatsschuld €416 miljard. Dit jaar is de schuld nog €394 miljard. Bereken met hoeveel procent de staatsschuld is afgenomen.
Slide 19 - Open vraag
De Nederlandse staatsschuld daalt met €350 per seconde. Met hoeveel euro daalt de staatsschuld per dag?