argumentatie hoofdstuk 4 Nieuw Nederlands

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Welke goede argumenten kun je onderscheiden?

1. Feitelijke & Wenselijke argumenten
2. Standpunten en drogredenen
3. Wenselijke & Waarderende argumenten
4. Feitelijke & Waarderende argumenten

Geef een feitelijk argument voor het standpunt: Kauwgom kauwen tijdens de les is goed voor de leerling.

Geef een waarderend argument voor het standpunt: Docenten hebben een hekel aan leerlingen die kauwgom kauwen tijdens de les.

Karel loopt elke dag een uur hard, 

zijn knieën zullen wel versleten zijn. 

Standpunt

Argument

Wat is het argument van dit standpunt:
Trump moet wel iets goeds gedaan hebben

1. Trump heeft niks goeds gedaan.
2. Trump is een pratende sinaasappel.
3. Heel veel mensen hebben op hem gestemd.
4. Trump is een boos kind in het lichaam van een volwassene.

Tegenargumenten & weerleggingen

Tegenargument: een argument tegen het standpunt

Weerlegging: een argument tegen het tegenargument.

https:

tegenargument

Welk tegenargument kun je van ouders kunnen verwachten bij de vraag:

Mag ik op woensdagavond tot twee uur 's nachts de stad in? 

Dat mag niet omdat

Verzin nu een weerlegging op het tegenargument dat je net gaf

Dat is niet waar omdat

Huiswerk

Maak voor de volgende les opdracht 4 (p. 117) en neem de uitwerking van vraag 4 mee naar de les.