1 Wat is het verschil tussen waarnemen, observeren en interpreteren?

1 Waarnemen - observeren - interpreteren p. 10-19
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch handelenSecundair onderwijs

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1 Waarnemen - observeren - interpreteren p. 10-19

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelstellingen
  • Ik leg het verschil uit tussen waarnemen en observeren.
  • Ik geef voorbeelden van factoren die het observeren en interpreteren kunnen beïnvloeden. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

A. Wat zijn de wensen en behoeften van de opvoeders?

Slide 4 - Open vraag

B. Wat zijn de eventuele moeilijkheden?

Slide 5 - Open vraag

C. Hoe zou jij deze situatie aanpakken?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

B Noteer wat de leerkracht bedoelt met de term 'bril'.

C Noteer de vijf brillen

D Noteer waarom het belangrijk is om vanuit de vijf brillen naar de mensen te kijken.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Wat is waarnemen?
  • Waarnemen doe je automatisch en onbewust.
  • Je doet dit de hele dag door.
  • Je neemt prikkels uit de omgeving waar via de zintuigen.
  • Jouw waarneming is voor interpretatie vatbaar.
  • DUS waarneming is SUBJECTIEF.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is observeren?
  • Observeren is waarnemen met een bepaald doel.
  • Observeren doe je heel bewust.
  • Observeren is gebaseerd op feiten.
  • DUS observeren is OBJECTIEF.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is interpreteren?
Bij interpreteren geef je betekenis aan de observatie.
Om een waarneming correct te interpreteren, is het belangrijk dat je de situaties die je waarneemt vanuit verschillende invalshoeken of brillen bekijkt.

Slide 20 - Tekstslide

Welke 5 brillen moeten we gebruiken bij het observeren?

Slide 21 - Open vraag

Welke factoren beïnvloeden de waarneming?
p. 14
De zintuigen beïnvloeden de waarneming:
  • niet alles waarnemen door teveel prikkels zijn = selectie
  • prikkel is te zwak, duurt niet lang genoeg = drempelwaarde
  • Als een prikkel te lang aanhoudt, treedt er gewenning op.
  • Het contrast tussen de prikkels en de directe omgeving of achtergrond moet voldoende groot genoeg zijn om de prikkel waar te nemen.

Slide 22 - Tekstslide

Fysiologische factoren beïnvloeden de waarneming:
  • vermoeidheid of slaapgebrek
  • gebruik van verdovende middelen

Hierdoor worden prikkels minder goed verwerkt, waardoor het beoordelingsvermogen en de reacties veranderen.

Slide 23 - Tekstslide

Psychologische factoren beïnvloeden onze waarneming:
  • aandacht
  • ervaringen en voorkennis
  • emoties
  • attributiefouten
  • context en verwachtingspatroon
  • veralgemeningen
  • individueel referentiekader
  • attributies (intern - extern)

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide


Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide


Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide


Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide


Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide


Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide


Slide 39 - Open vraag

Slide 40 - Tekstslide


Slide 41 - Open vraag

Slide 42 - Tekstslide


Slide 43 - Open vraag

Slide 44 - Tekstslide


Slide 45 - Open vraag

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide