2 tl hst 3 Water

2 tl 3.1 ijs, water, waterdamp
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
naskMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

2 tl 3.1 ijs, water, waterdamp

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Wolken
  • bestaan uit kleine waterdruppeltjes
  • ontstaan door condenseren van waterdamp in opstijgende (warme) lucht
  • veroorzaken regen, zodra waterdruppels te zwaar worden

Slide 3 - Tekstslide

Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 4 - Quizvraag

Wat is condenseren?
A
gas wordt vaste stof
B
gas wordt vloeistof
C
vloeistof wordt gas
D
vloeistof wordt vaste stof

Slide 5 - Quizvraag

Wat is smelten?
A
vaste stof wordt vloeistof
B
gas wordt vaste stof
C
vaste stof wordt gas
D
vloeistof wordt vaste stof

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 7 - Quizvraag

Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 8 - Quizvraag

Hoe heet deze faseovergang?
A
smelten
B
stollen
C
verdampen
D
condenseren

Slide 9 - Quizvraag

2 tl: 3.2 Temperatuur

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Warm of koud?
  • Of je het warm of koud hebt kan natuurlijk verschillende oorzaken hebben. 
  • Maar als je de temperatuur wilt meten gebruik je een thermometer. 

Slide 12 - Tekstslide

Celsius
  • De Zweed Anders Celsius bedacht een temperatuurschaal voor de thermometers . 
  • De temperatuur waarbij ijs smelt noemde hij 0o
  • De temperatuur waarbij water kookt 100o

Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

thermometer ijken

Slide 15 - Tekstslide

Meetbereik van een thermometer
  • geeft aan tussen welke temperaturen je een thermometer kunt aflezen.
  • Afhankelijk van waarvoor je een thermometer gebruikt kies je voor een thermometer met een ander meetbereik , 
  • Een thermometer voor binnen hoeft geen temperaturen onder nul aan te kunnen geven, de thermometer buiten wel, een oventhermometer moet temperaturen van ongeveer 50 tot 300 oC aan kunnen geven.

Slide 16 - Tekstslide

Fases 
  • Stoffen kunnen in 3 fases (=toestanden) voorkomen (zie hiernaast).
  • Gaat een stof van de ene naar de andere fase, dan noemen we dit een faseovergang.
  • Let op, de meeste damp (net als waterdamp hiernaast bij A is onzichtbaar)
vaste stof
vloeistof
gas

Slide 17 - Tekstslide

Fase-overgangen
  • Als stoffen opwarmen (rode pijlen)
geef je de deeltjes meer energie
  • Deeltjes gaan daardoor sneller bewegen
  • Trekken elkaar minder aan
  • Waardoor er een faseovergang komt
  • Bij afkoelen (blauwe pijlen) krijgen deeltjes steeds minder energie

Slide 18 - Tekstslide

Bijzonderheden faseovergangen

  • vloeibare stof --> vaste stof heet normaal gesproken stollen, alleen bij water noemen we dit stollen bevriezen
  • vaste stof --> gas = sublimeren/vervluchtigen (bv. hondenpoep ruik je beter in de zomer vanwege warmte)
  • gas --> vast = rijpen (b.v. als waterdamp uit de lucht op een oppervlakte van < 0 oC komt vormt het rijp/sneeuw)

Slide 19 - Tekstslide

  • Elke stof heeft een eigen kookpunt en smeltpunt (= het stolpunt)
      
  • Kook- en smeltpunt zijn dus stofeigenschappen 
  • Vloeistoffen verdampen altijd een beetje aan het oppervlakte van de stof 
  • Tijdens het koken verdampt vloeistof snel en door
     de hele stof via de kookbellen
  • Tijdens het koken blijft de temperatuur constant tot
    alle vloeistof verdampt is (=
     100 °C bij water)
  •  Daarna kan de temperatuur snel stijgen

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link