Welke onderdelen zitten in de toets?
Opdracht 1 Juist/onjuist-> theorievragen: alle enkelvoudige zinnen hebben een lijdend voorwerp?
Opdracht 2 Onderstreep in elke zin de pv, verdeel de zin in zinsdelen en noteer: ow - wg - lv en mv: Hij heeft voor negen uur zijn werkstuk ingeleverd.
Opdracht 3 Benoem bij elke onderstreepte zin een aantal woorden. Kruis telkens het juiste antwoord aan: Computergebruik is een? (ww - zelfstandig naamwoord - bijvoeglijk naamwoord - voorzetsel - bijwoord).
Opdracht 4 Benoem de woorden in de zin: gelukkig is een .... want .... (bijvoeglijk naamwoord - bijwoord).