Week 1.6 - 2
het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein
1 / 23
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein
Slide 1 - Sleepvraag
Sleep de tegenwoordige tijd van 'haben'
naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
Dit blijft over
hast
haben (U)
habt
hat
habe
haben
hatte
hab
Slide 2 - Sleepvraag
Das Verb sein in de verleden tijd!
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
war
warst
war
waren
wart
waren
Slide 3 - Sleepvraag
Das Verb haben in de verleden tijd!
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten
Slide 4 - Sleepvraag
Wat is het voltooid deelwoord van arbeiten
Slide 5 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
telefonieren
telefonieren
Slide 6 - Open vraag
voltooid deelwoord van "sein"
Slide 7 - Open vraag
voltooid deelwoord van:
fotografieren
fotografieren
Slide 8 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van "kochen"?
Slide 9 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
basteln
basteln
Slide 10 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
gratulieren
gratulieren
Slide 11 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van besuchen?
Slide 12 - Open vraag
Voltooid deelwoord van:
wohnen
wohnen
Slide 13 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
beantragen
beantragen
Slide 14 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van 'streicheln'?
Slide 15 - Open vraag
wat is het voltooid deelwoord van:
kaufen
kaufen
Slide 16 - Open vraag
wat is het voltooid deelwoord van:
haben
haben
Slide 17 - Open vraag
wat is het voltooid deelwoord van:
kosten
kosten
Slide 18 - Open vraag
wat is het voltooid deelwoord van:
tanzen
tanzen
Slide 19 - Open vraag
wat is het voltooid deelwoord van:
reden
reden
Slide 20 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
dauern
dauern
Slide 21 - Open vraag
Vul hier je zinnen in
