H3 par. 3.2 Het christendom wordt belangrijker

De tijd van monniken en ridders
Kastelen, kloosters en steden.
par. 3.2 het christendom wordt belangrijker
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

De tijd van monniken en ridders
Kastelen, kloosters en steden.
par. 3.2 het christendom wordt belangrijker

Slide 1 - Tekstslide

Middeleeuwen
  • Gehele middeleeuwen duurden van 500-1500
  • De vroege Middeleeuwen duurden van 500 - 1000
  • Tijd van Monniken en Ridders 500-1000

Slide 2 - Tekstslide

Invalshoeken
  • Economisch: 
  • wat zijn de middelen van bestaan? 
  • Denk hierbij bijvoorbeeld jagen en verzamelen, landbouw, industrie. 
  • Hoe komen mensen aan hun inkomsten?
 

Slide 3 - Tekstslide

Invalshoeken
  • Politiek-bestuurlijk: 
  • hoe wordt de samenleving bestuurd? 
  • Wie is de baas? 
  • Welke regels en wetten zijn er?
  • Wie controleert de wetten en wie voert ze uit?
 

Slide 4 - Tekstslide

Invalshoeken
  • sociaal: 
  • dit gaat bijvoorbeeld over de leefomstandigheden van mensen en de verschillende sociale lagen. 
  • Zijn er grote verschillen tussen mannen/vrouwen en arm/rijk? 
  • Leven de mensen in de stad of op het platteland?

Slide 5 - Tekstslide

Invalshoeken
  • cultureel: wat denken en voelen de mensen en hoe uitten ze dit?
  • bijvoorbeeld in hun gewoontes en regels, 
  • geloof, 
  • kunst en 
  • wetenschap. 

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe monniken het christendom verder verspreidden in Europa.
  • Je kunt met vier voorbeelden laten zien dat het christendom belangrijk was voor mensen in de middeleeuwen.
  • Je kunt de drie standen in de middeleeuwse samenleving beschrijven.
  • Je kent de begrippen en jaartallen uit deze paragraaf.

Slide 7 - Tekstslide

Van wanneer tot wanneer duurde de hele middeleeuwen?
A
500-1000
B
500-1500
C
1000-1500
D
1-500

Slide 8 - Quizvraag

Van wanneer tot wanneer duurde de de tijd van monniken en ridders?
A
500-1000
B
500-1500
C
1000-1500
D
1-500

Slide 9 - Quizvraag

Bekeren tot het christendom
  • In een deel van Europa was de bevolking al in de tijd van de Romeinen christelijk.
  • Dit was niet overal zo...

Slide 10 - Tekstslide

Germaanse goden
  • Rond 500 geloofden veel mensen in het huidige Nederland en Duitsland in Germaanse goden:
  • Bijv. Donar & Freya
  • Natuurgoden.
  • Vereren van stenen, heilige bomen
  •  en waterbronnen.

Slide 11 - Tekstslide

Heidenen
  • Christenen vonden dit verkeerd.
  • Ze noemden deze mensen heidenen.
  • En wilden hen bekeren tot het christendom

Slide 12 - Tekstslide

Bekeren
  • In de 7e & 8e eeuw
  • Ierse en Engelse monniken kwamen naar onze streken.
  • Bijv. Willibrord & Bonifatius.
  • Stichtten hier kloosters.

Slide 13 - Tekstslide

Kloosters
  • Monniken en nonnen leefden hier afgescheiden van de buitenwereld.
  • Leven in dienst van het geloof stellen.
  • Schreven boeken over, zorgden voor zieken.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Kloosters
  • Vanuit de kloosters verspreidden monniken het christendom.
  • Reisden door Germaanse gebieden om te vertellen over Christus.
  • Vernielden Germaanse heiligdomen en hakten heilige bomen om.
  • Wilden laten zien dat Germaanse goden niet bestonden.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Willibrord was een Engelse missionaris die probeerden de Friezen tot het Christendom te bekeren. De Friezen zaten daar niet op te wachten.
Bonifatius was ook een Engelse missionaris die probeerde de Friezen te bekeren. Dit lukte niet: in 754 werd hij door Friezen in Dokkum vermoord.

Slide 21 - Tekstslide

  • Monniken kregen op hun tochten om mensen te bekeren hulp en bescherming van  koningen.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

  • Steeds meer Germanen bekeerden zich tot het Christendom.
  • Om de overgang naar het nieuwe geloof wat makkelijk te maken bedachten priesters iets slims.
  • Ze koppelde de heidense feesten aan belangrijke christelijke gebeurtenissen...

Slide 24 - Tekstslide

Midwinterfeest werd Kerstmis
Germanen vierden het midwinterfeest: 
De Germanen maakten licht en versieren bomen om te zorgen dat de lente terug zou komen. 
De kerk maakte daar het kerstfeest van. 
Om de geboorte van Jezus te vieren.  

Slide 25 - Tekstslide

Lentefeest werd Pasen
De Germanen hadden een Lentefeest: 
Grote vuren om de winter te verdrijven. 
De christenen maakten hier het Paasfeest van. 
Hierbij werd gevierd dat Jezus was opgestaan uit de dood.  

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Invloed op dagelijks leven
  • Geloof speelde een steeds grotere rol in het dagelijks leven.
  • Elk dorp had een kerk en een priester.
  • De priester hielp gelovigen om te leven volgens de christelijke regels: dopen & trouwen in de kerk.
  • Elke zondag gingen christenen naar de kerk.
  • In de grond van de kerk werden doden begraven.
  • Op zon- en feestdagen hoefde je niet te werken.

Slide 28 - Tekstslide

Hemel & de hel
  • Als je je aan de regels van de kerk hield, zou je na de dood in de hemel komen.
  • Als je slecht leefde, moest je eeuwig branden in de hel.
  • Mensen waren bang om in de hel te komen en luisterden daarom goed naar de geestelijken.
  • Alleen geestelijken hadden immers contact met god.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Standensamenleving
  • Ieder had zijn eigen plek en taak
  • 1. Geestelijken
  • 2. Edelen
  • 3. Boeren

Slide 31 - Tekstslide

Standensamenleving
  • De eerste stand:
  • Geestelijke is iemand in dienst van de kerk, zoals priesters, monniken en nonnen. 
  • De hoogste geestelijke is de paus: bestuurder kerk.

Slide 32 - Tekstslide

Standensamenleving
  • De tweede stand was de adel.
  • Edelen beschermen geestelijken en boeren.
  • Je vader was van adel of de koning maakte een edelman van je.

Slide 33 - Tekstslide

Standensamenleving
Tot de derde stand en laagste stand hoorden de boeren.
Zij bewerkten het land en zorgden voor voedsel.

Slide 34 - Tekstslide

Wisselen van stand?
  • Werd je geboren als edelman, dan bleef je edelman en waren je kinderen ook van adel.
  • Een boer kon dus geen edelman worden.
  • Wel kon je als boer geestelijke worden, namelijk een lage geestelijke: bijv. monnik, non.
  • Als edelman werd je een hoge geestelijke: bijv. bisschop.

Slide 35 - Tekstslide

Bedenk waarom koningen hulp en bescherming gaven aan monniken die Germanen probeerden te bekeren.
timer
1:00

Slide 36 - Open vraag

Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘geestelijken’?
Kies het juiste antwoord.
timer
0:20
A
mensen die in God geloven
B
mensen die iedere week naar de kerk gaan
C
mensen die in dienst zijn van de kerk
D
mensen die voor andere mensen bidden

Slide 37 - Quizvraag

Door het harde leven gingen veel mensen het christendom extra belangrijk vinden. Waarom was dat zo?
timer
0:20
A
De mensen hoopten dat God hen zou beschermen tegen honger, ziekte en dood.
B
In de Bijbel staat hoe je betere medicijnen kunt maken en hoe je grotere oogsten kunt krijgen.
C
Als je christen was, mocht je in een klooster wonen. Daar was wel genoeg voedsel.
D
Als je arm, maar goed geleefd had, werd je na je dood erg rijk in de hemel.

Slide 38 - Quizvraag

Welke stand was het belangrijkste in de Middeleeuwen?
timer
0:20
A
De 3e stand, de boeren zorgden immers voor voedsel
B
De 2e stand, de edelen zorgden immers voor bescherming.
C
De 1e stand, de geestelijken hadden immers contact met God.
D
Alle standen waren even belangrijk.

Slide 39 - Quizvraag

Sleep de teksten naar de juiste plek in de afbeelding
timer
1:00
Ik ben van adel
Ik ben een geestelijke
Ik betaal pacht
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand

Slide 40 - Sleepvraag

Schrijf 2 dingen op die je vandaag geleerd hebt.

Slide 41 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?

Slide 42 - Open vraag

Aan de slag
Wat? Eerst ga je de tekst van par. 3.2  lezen  en daarna maak je de opdr. 1 t/m 9 van par. 3.2.
Hoe? Alleen 
Hulp? Bij je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit? Dan bij je docent. 
Tijd? Tot het einde van de les. 
Klaar? Dan ga je opdracht 10 maken.

Slide 43 - Tekstslide