Leerjaar 2 VOA Dienstverlening en zorg H1 Les 2 Werken in een woon-zorgcentrum

Dienstverlening en zorg H1 Les 2
Werken in een woonzorgcentrum
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Voorbereiding op arbeidVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Dienstverlening en zorg H1 Les 2
Werken in een woonzorgcentrum

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
-In de vorige les heb je geleerd dat je verschillende werkzaamheden moet doen in een woon-zorgcentrum
-Zoals koffie en thee serveren en hoe je dit moet doen
-Vandaag bespreken we wat gedragsregels en schoonmaakwerkzaamheden

Slide 2 - Tekstslide

Het doel is dat je leert:
-dat in een woon-zorgcentrum vaan oudere mensen wonen
-dat sommige bewoners nog helemaal voor zichzelf kunnen zorgen
-dat sommige bewoners zorg, hulp of aandacht nodig hebben
-welke werkzaamheden er zijn in het woon-zorgcentrum

Slide 3 - Tekstslide

Beleefd zijn
-Beleefd zijn is heel belangrijk, vooral in de dienstverlening en zorg
-Je zegt altijd u tegen mensen die ouder zijn dan jij
-Tegen de bewoners, je collega's en de bezoekers, dan toon je respect
-Een glimlach zorgt ervoor dat je een vriendelijke indruk maakt en met plezier werkt.

Indruk maken.....

Slide 4 - Tekstslide

            Hoe reageer je?
-Als je iets vraagt of iets geeft, zeg je: "Alstublieft, mevrouw."
-Als je iets krijgt, zeg je: "Dank u wel, meneer."
-Als je iemand begroet, zeg je: "Goedemorgen meneer." of "Goedemiddag mevrouw."
-Als je weggaat, zeg je: "Dag meneer" of "Tot ziens, mevrouw."

Slide 5 - Tekstslide

Opruimen
-Er is niemand in de recreatieruimte
-Tijd om op te ruimen en schoon te maken
-In een woon-zorgcentrum is het belangrijk dat alles altijd schoon is
-De rommel moet opgeruimd en de kopjes worden opgehaald
-De tafels en de stoelen worden schoongemaakt
-Als alles schoon, is wordt de vloer geveegd

Slide 6 - Tekstslide

Schoonmaken
-Je hebt verschillende spullen nodig bij het schoonmaken
-Voor de losse rommel heb je een afvalbak nodig
-Voor het afnemen van de tafels en stoelen heb je een schoon doekje nodig
-En ook een emmer met warm water
-Voor het vegen van de vloer gebruik je een bezem en stoffer en blik
om het vuil van de vloer op te vegen

Slide 7 - Tekstslide

         Een praatje maken
-In een woon-zorgcentrum wonen ook mensen die niet vaak bezoek krijgen
-Sommige mensen hebben weinig contact met anderen
-Meestal vinden ze het fijn om even een praatje te maken
-Als je iemand niet kent, stel je jezelf eerst voor
-Als je met iemand praat, let je altijd op een aantal dingen:
contact maken

Slide 8 - Tekstslide

             Waar let je op?
-Je zorgt dat je goed luistert
-Je zorgt dat je de persoon die praat aankijkt
-Je stelt een vraag als je iets niet begrijpt
-Je praat duidelijk
-Je let op lichaamstaal
Niet zo!

Slide 9 - Tekstslide

             Belangstelling tonen
-Als je met iemand praat, is het belangrijk dat je belangstelling toont
-Bijvoorbeeld door een aardige vraag te stellen
-Met je gezicht kun je ook belangstelling laten zien
-Door iemand aan te kijken of even te glimlachen
-Mensen zijn blij als ze merken dat je belangstelling hebt

Slide 10 - Tekstslide

Kijken naar gezichten
- Als je goed naar het gezicht en de ogen van iemand kijkt, kom je veel te weten
-Hoe iemand zich voelt of hoe iemand denkt
-Je kunt zien of iemand vrolijk, boos of verdrietig is
-Je gezichtsuitdrukking hoort bij je lichaamstaal
-Iedereen gebruikt lichaamstaal, maar vaak heb je het zelf niet in de gaten.

Slide 11 - Tekstslide

                         Lichaamstaal
-In het woon-zorgcentrum heb je altijd met mensen te maken
-Zoals de bewoners, de bezoekers en je collega's
-Als je met mensen werkt, is lichaamstaal heel belangrijk
-Met je lichaam laat je vaak zien wat je voelt of denkt
-Door op lichaamstaal te letten, krijg je informatie over anderen en je geeft informatie over jezelf.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden van lichaamstaal
-Als iemand belangstelling toont of iets leuk vindt, zie je vaak: ja-knikken, glimlachen of voorover leunen.
-Als iemand geen belangstelling heeft of zich verveelt, zie je vaak: zuchten, achteruit gaan zitten of een andere kant opkijken
-Als iemand ongeduldig is, zie je vaak: steeds op de klok kijken, niet stil kunnen zitten of zachtjes kletsen

Slide 13 - Tekstslide

Wat zeg je tegen de bewoners als je koffie en thee serveert? (1p)
A
Hallo, moet je koffie of thee?
B
Wie wil er koffie? Wie wil er thee?
C
Goedemorgen meneer. Wilt u koffie of wilt u thee?
D
Goeiemorgen. Wil opa een lekker kopje koffie?

Slide 14 - Quizvraag

Gebruik de volgende woorden bij de komende vragen:
-Goedemiddag
-Goedenavond
-Hoi
-Goedemorgen

Slide 15 - Tekstslide

Wat zeg je in de ochtendpauze tegen je vriend of je vriendin? (1p)

Slide 16 - Open vraag

Wat zeg je om 10:00 uur tegen je buurman? (1p)

Slide 17 - Open vraag

Wat doe je het eerst als je moet schoonmaken?(1p)
A
vuile kopjes en schoteltjes op de serveerwagen zetten
B
tafels afnemen
C
de vloer vegen
D
losse rommel in de afvalbak gooien

Slide 18 - Quizvraag

Waarmee veeg je het vuil van de vloer op? (1p)

Slide 19 - Open vraag

Wat is niet belangrijk bij het maken van een praatje?
A
duidelijk praten
B
nette kleding dragen
C
goed luisteren
D
de persoon aankijken

Slide 20 - Quizvraag

Welke lichaamstaal zie je? (1p)

Slide 21 - Open vraag

Welke lichaamstaal zie je? (1p)

Slide 22 - Open vraag

Wat is iemand: Als iemand steeds op de klok kijkt, niet stil zit of zachtjes kletst met een ander? (1p)

Slide 23 - Open vraag

Over welk onderwerp kun je niet meepraten?
En waarom niet? (1p)
-over het weer -over kinderen -over nieuwe kleren -over collega's -over jezelf -over televisieprogramma's

Slide 24 - Open vraag

Wat doe je het laatst als je moet schoonmaken? (1p)
A
de stoelen afnemen
B
tafels afnemen
C
de vloer vegen
D
de vuile kopjes en schoteltjes wegbrengen

Slide 25 - Quizvraag