Antwoorden 6.7 en 6.8

Kleinhandel en Gevestigde Handel
1 / 8
volgende
Slide 1: Tekstslide
HA-1Tertiary Education

In deze les zitten 8 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kleinhandel en Gevestigde Handel

Slide 1 - Tekstslide

20a. Noem twee voordelen die het grootbedrijf heeft ten opzichte van het kleinbedrijf.
20b. Noem twee nadelen die het grootbedrijf heeft ten opzichte van het kleinbedrijf
20a. Voordelen grootbedrijf: Betere inkoopmogelijkheden, bij inkoop van grote hoeveelheden een lagere verkoopprijs, betere reclamemogelijkheden, betere mogelijkheden voor onderzoek en het ontwikkelen van eigen merken  en assortimenten, meer investeringsmogelijkheden. 

20b.Nadelen grootbedrijf: vaak onpersoonlijk, er is veel personeel nodig. 

Slide 2 - Tekstslide

21a. Wat bepaalt of je spreekt van een klein-of een grootbedrijf in de kleinhandel
21b. Bestaan er ook klein-en grootbedrijven in de groothandel? Waarom denk je dat?

21a. De vloeroppervlakte, het aantal personeelsleden en het type leiding.

21b. Ja, ook in de groothandel komen heel kleine ondernemingen voor met een klein vloeroppervlak, weinig personeel en een eenvoudige leiding. 

Slide 3 - Tekstslide

22a. Noem vier (4) samenwerkingsvormen
22b. Welke van de vier is duidelijk een samenwerkingsvorm tussen groot-en kleinhandel?
22c. Wat is het voordeel van een dergelijk samenwerkingsverband bedoeld onder vraag b?
22a. Samenwerkingsvormen: inkoopcombinatie; vrijwillig filiaalbedrijf; combinatiewinkel; franchising.

22b. Vrijwillig filiaalbedrijf.

22c. Voordeel vrijwillig filiaalbedrijf: veel invloed op assortiment en inkoopprijzen, korte levertijden, optimale verkoopondersteuning vanuit de groothandel. 



Slide 4 - Tekstslide

23a. Beschrijf het systeem van franchising.
23b. Welke voordelen heeft de franchisenemer?
23a. Franchising: een ondernemer (de franchisenemer) gebruikt een bestaand systeem van winkelinrichting en de verkoopformule.  Hij betaalt een deel van de winst aan de bedenker van dit systeem ( de franchisegever).
23b. Voordelen voor franchisenemer:
  • er is een panklaar en succesvol verkoopsysteem aanwezig;
  • er worden gezamenlijke reclameacties gevoerd;
  • je hebt direct naambekendheid.

Slide 5 - Tekstslide

24. Noem vijf (5) vormen van gevestigde handel
Gevestigde handel: zelfstandig winkelier, grootfiliaalbedrijf, cash-and-carry-berijf, postorderbedrijf, catalogusbedrijf.

Slide 6 - Tekstslide

Noem drie (3) vormen van ambulante handel?
Ambulantehandel: rijdende winkel, marktkoopman, straathandelaar, parlevinker. 

Slide 7 - Tekstslide

26a. Welk voordeel heeft de gevestigde handel ten opzichte van de ambulante handel?
b. Welk nadeel heeft de gevestigde handel ten opzichte van de ambulante handel?
26a. Voordeel gevestigde handel: de gevestigde handel kan een ruimer assortiment aanhouden en is voor de consument altijd op dezelfde plaats te bereiken. 

26b. Nadeel gevestigde handel: de klantenkring is beperkter doordat de handel op een vaste plaats is gevestigd. Verder zij de vaste kosten (bijvoorbeeld huur van het pand (gebouw)) groter dan bij ambulante handel

Slide 8 - Tekstslide