21-04 grammar chapter 4

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Grammatica Chapter 4

past continuous vs past simple

will/going to

Doel:

- Je weet het verschil tussen 'will' en 'going to' en wanneer je deze moet gebruiken.

- Je weet het verschil tussen de past continuous en past simple en wanneer je deze moet gebruiken.

Toekomst

'will' vs 'to be going to'

Toekomst

'will' en 'to be going to' zijn allebei manieren om toekomstige tijd aan te geven. 

'Will'

Will + werkwoord gebruik je bij:
- wensen of voorspellingen waarvoor je geen bewijs hebt.
- een voorstel, aanbod, of besluit dat op dat moment wordt gedaan.
- bij beloftes

I think she will become famous.

We will take you to the station.
I will help you I promise!

'Will'

Hoe maak je deze vorm?
Will + werkwoord

I will help you

It will rain.

We will do that.

'to be going to'

'to be going to' gebruik je bij:

- een plan of besluit wat vast staat of eerder is afgesproken.

- een voorspelling op basis van bewijs.

We are going to have fun this weekend.

Look at the clouds, It is going to rain.

I am going to visit my grandma tomorrow. 

'to be going to'

Hoe maak je 'to be going to'?

am/is/are + going to + werkwoord

I am going to read a book tonight.

My brothers is going to go to Spain this summer.

They are going to be best friends because they have a lot in common.

Kort samengevat

	Wanneer gebruik je het?	Hoe maak je het?
Will	- wensen of voorspellingen waarvoor je geen bewijs hebt. - een voorstel, aanbod, of besluit. - bij beloftes	Will + hele werkwoord
to be going to	- een plan of afpsraak - Voorspelling waarvoor je wel bewijs hebt.	am/is/are + going to + werkwoord

We ______ my grandparents tomorrow.

1. will visit
2. are going to visit

I _____ you with your homework.

1. will help
2. am going to help

My sister promised she ____ her best.

1. will do
2. am going to do

my friends and I ______ videogames al night.

1. will play
2. are going to play

Sarah _____ to Australia this summer.

1. will travel
2. is going to travel

I think they _____ great friends.

1. will become
2. are going to become

I ______ to the dentist at 11 O'clock.

1. will go
2. am going to go

Past continuous

Past Continuous

De past continuous gebruik je als iets in de verleden tijd een langere tijd aan de gang was. 

I was studying all afternoon. 

My mother was cleaning the house. 

Hoe maak je de Past Continuous?

Voor de past continuous is er een soort 'formule' die je kunt volgen. namelijk:
was/were + werkwoord + ing

I was doing the dishes

We were playing outside.

She was working all night.

Past simple + past continuous

Je kunt de past simple en past continuous ook samen in 1 zin gebruiken.  De past simple geeft aan wat er gebeurde terwijl er iets anders bezig was. De past continuous gebruik je voor het gene was langer duurde. 

I was walking to school when I saw a cute dog.
They stole my pen when I was not looking.
I  was taking a bath when the doorbell rang.

Kies de juiste vorm van het werkwoord:
Last night we watched / were watching a show when my dad was coming/came home.

Kies de juiste vorm van het werkwoord:
She was chatting/chatted with a friend when we were entering/entered the room.

Kies de juiste vorm van het werkwoord:
We were drinking/drank tea when Peter was walking/walked in.

Kies de juiste vorm van het werkwoord:
I was taking/took a bath when the doorbell was ringing/rang.

Wat ga je nu doen?

Ga naar de online leeromgeving

Ga naar 'slim stampen'

Leer de woordjes die je nog het minst goed kent.

(leer de woordjes en stones van chapter 3 als je die gaat herkansen)