Peer Gynt , In de hal van de bergkoning

opdracht 33 
ZIEN

Peer Gynt
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

opdracht 33 
ZIEN

Peer Gynt

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Je hoorde dit fragment

Slide 3 - Tekstslide

vraag 33A
Welke vast voortekens heeft dit stuk?
A
G sleutel
B
Twee mollen, Bes en Es
C
Twee kruizen, Fis en Cis
D
4-kwartsmaat

Slide 4 - Quizvraag

Vast voorteken (boekje 1, blz. 33)
Een vast voorteken staat vooraan iedere balk en geldt voor het hele stuk voor alle noten met die naam. 

Slide 5 - Tekstslide

vraag 33B
Zet de notennamen onder maat 1&2
A
c cis d e f d f e cis e e c e
B
b cis d e fis d fis eis cis eis e c e
C
bes c d es f d e cis e e c e
D
b cis d e fis d fis e cis e e cis e

Slide 6 - Quizvraag

Voortekens
Er zijn in dit stuk de "vaste voortekens" "
maar ook "incidentele voortekens.

Slide 7 - Tekstslide

Incidentele voortekens (boekje 1, blz. 33)

Een incidenteel voorteken is een voorteken dat alleen geldt voor de noot waarvoor hij staat en alleen voor de maat waarin hij staat. Na die maat is zo'n noot weer de gewone F, C of B. 
( dus weer een witte toets; ABCDEFG)

Slide 8 - Tekstslide

vraag 33C
herhalingen: wat is juist
A
regel 1 wordt herhaald
B
regel 1 met herhaling, dan regel 2 met herhaling
C
regel 2 wordt herhaald
D
regel 1 en 2, dan nog een keer regel 1 en 2

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

vraag 33d
Welke ontwikkeling vindt er plaats tussen regel 1 en 2?
Regel 2 is:
A
hoger
B
sneller
C
harder
D
met meer instrumenten

Slide 11 - Quizvraag

vraag 33 e
In welke maat zie je alleen achtste noten?
A
in maat 2
B
in maat 4
C
in maat 7
D
in maat 3

Slide 12 - Quizvraag

vraag 33f
Omcirkel één plek waar je een accent (>) ziet. Wat betekent dat?
Een noot met een accent speel je:
A
zachter
B
met nadruk
C
niet
D
gebonden

Slide 13 - Quizvraag

vraag 33 g
Wat betekenen de puntjes onder (of boven) de noten? Hoe heet dat?
A
je speelt de noten kort: staccato
B
je speelt de noten kort: quatro staggioni
C
je speelt de noten kort: mordato
D
je speelt de noten zacht: vibrato

Slide 14 - Quizvraag

vraag 33i.1
Vergelijk maat 5 met maat 1.
Wat is juist?
A
maat 5 is een herhaling van maat 1 op dezelfde toonhoogte
B
maat 5 is een herhaling van maat 1 op een andere toonhoogte
C
maat 5 is een variatie van maat 1

Slide 15 - Quizvraag

vraag 33i.2
Vergelijk maat 6 met maat 2.
Wat is juist?
A
maat 6 is een herhaling van maat 2 op dezelfde toonhoogte
B
maat 6 is een herhaling van maat 2 op een andere toonhoogte
C
maat 6 is een variatie op maat 2

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

vraag 33 j
Welke ontwikkelingen heb je gehoord.
Schrijf je antwoord op

Slide 18 - Open vraag

opdracht 33 
ZIEN

Peer Gynt

Slide 19 - Tekstslide