Samenvatting KP-4

Samenvatting KP-4
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
MarketingTertiary Education

In deze les zitten 37 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samenvatting KP-4

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning KP-4

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 1 Herhaling

Slide 3 - Tekstslide

1.2.1 Gemiddelde voorraad (blz. 174 voorbeeld 1 doornemen)
  • Zijn de betalingsverplichting die een bedrijf op de korte termijn, binnen één jaar moet voldoen. 
  • De voorraad die gemiddeld in de loop van een periode, meestal één jaar aanwezig is. 

Formule: PER JAAR                      Beginvoorraad+Eindvoorraad                                                                                                                            
                                                                                                2        
Info: Voorraad goederen staat op de balans. Je hebt een beginbalans- 1 januari en een Eindbalans- 31 december. Je neemt deze 2 bedragen en deel ze door 2.                                                                                   

Blz. 174 voorbeeld 1 doornemen.

Slide 4 - Tekstslide

1.2.1 Gemiddelde voorraad (blz. 175 voorbeeld 2A doornemen)
  • TIP: Je berekend de gemiddelde voor elke kwartaal, dus voor de 1ste kw.; 2de kw.; 3de kw. En de 4de kw
  •  Boek: Blz. 175 Voorbeeld 2 a. doornemen
  • 1ste stap ----->Per kwartaal: Begin kw+ Eind kw
                                                                                       2

Slide 5 - Tekstslide

1.2.1 Gemiddelde voorraad (blz. 175 voorbeeld 2B doornemen)

Stap 2: ------>Gemiddelde voorraad per jaar:
 Gemid. 1ste kw. + Gemid. 2de kw. + Gemid. 3de kw. +Gemid. 4de kw.     
                                                          4

Info: Van elk kwartaal wordt het gemiddelde berekend. Dan wordt alle gemiddelden (4) opgeteld en dan delen door 4.

Slide 6 - Tekstslide

1.2.1 Gemiddelde voorraad 
Gemiddelde Voorraad-----> Per half jaar
                  1/1                           30/6;1/7
Begin 1ste half jaar + Eind 2ste half jaar =……………
                                          2
                 1/7                             31/12
Begin 2de half jaar + Eind 2de half jaar =……………..+
                                            2
                                                                                        ……………./2= jaar gemiddelde

Slide 7 - Tekstslide

1.2.2 Omzetsnelheid van de voorraad (boek: blz.178 voorbeeld 5)
Omzetsnelheid van de voorraad: Inkoopwaarde van de omzet per jaar
                                                             Gemiddelde voorraad tegen inkoopprijzen

Huiswerk: maken som 4 blz. 193

Slide 8 - Tekstslide

1.2.3 Opslagduur van voorraden (boek: voorbeeld 6 blz.180)
  • Hoelang de goederen op voorraad liggen; de tijd dat de voorraad in de magazijn ligt.

  • Opslagduur van voorraden: 360 dagen =        …………. dagen
                                                            Omzetsnelheid


Huiswerk: Maken som 5t/m 9 blz.194-195

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld 2

Slide 10 - Tekstslide

1.2.2 Omzetsnelheid van de voorraad/ Berekening Inkoopwaarde

Slide 11 - Tekstslide

Opgave 22
Opgave 22
Inkoopwaarde
80%??? 10.800.000  
Brutowinst
20 %
Omzet
100%.  13.500.000

Slide 12 - Tekstslide

Belangrijk om te weten:
Je kan uitleggen wat de antwoorden van:
  • Omzetsnelheid is. 
  • Gemiddelde opslagduur is. 

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdstuk 2: Herhaling

Slide 14 - Tekstslide

§ 2.3 Liquiditeitsbalans 
  • Vaste Activa: Lange investeringsduur
- Gebouwen, pas als het verkoopt wordt het weer liquide middelen.

  • Vlottende Activa: Korte investeringduur 
- Debiteuren, pas wanneer een debiteur betaalt kan dat geld (liquide middelen) weer gebruikt worden.

  • Liquide middelen: Direct gebruikt worden. 


Slide 15 - Tekstslide

§ 2.3 Liquiditeitsbalans 
Beschikkingsduur: De tijd dat de onderneming het vermogen mag gebruiken.
  • Permanent vermogen
- Het eigen vermogen ----> onbeperk beschikken

  • Langlopende schulden
- De hypothecaire lening ---> lang beschikken, maar moet elk jaar aflossen

  • Kortlopende schulden
Crediteuren---> kort beschikken, moet op korte termijn worden terugbetaald

Slide 16 - Tekstslide

Liquiditeitsbalans

Slide 17 - Tekstslide

§ 2.4 Liquiditeitskengetallen
  •  Statische liquiditeit: Kan de kortlopende schulden betaald worden.
                                                    Is de onderneming Liquide.

Kengetallen-->  a. Het werkkapitaal
                                  b De current ratio
                                  c. De quick ratio 
 

Slide 18 - Tekstslide

Het werkkapitaal
a. Het werkkapitaal: kan de ondernemer de kortlopende schulden op tijd betalen (positief/negatief)

Een onderneming is liquide als de inkomsten groter zijn dan de uitgaven.

Werkkapitaal= Vlottende activa- kort vreemd vermogen

Voorbeeld 6 doornemen blz. 218

Slide 19 - Tekstslide

Current Ratio
b. Current Ratio: kan de ondernemer de kortlopende schulden op tijd betalen.
Current Ratio = vlottende activa
                                kort vreemd vermogen

Een onderneming met een current ratio van 1,5 heeft een gezonde liquideitspositie, maar is al vanaf een current Ratio van 1, is de onderneming liquide

Is de current ratio < dan 1, is dan de onderneming illiquide.

Slide 20 - Tekstslide

Quick Ratio
C. Quick Ratio: kan de ondernemer de kortlopende schulden op tijd betalen.

Quick ratio= (vlottende activa- voorraden)
                                          kort vreemd vermogen

Een onderneming met een quick ratio van 1,2 heeft een gezonde liquiditeitspositie, maar is al vanaf een quick ratio van 1, is de onerneming liquide

Is de quick ratio < dan 1, dan is de onderneming illiquide
Voorbeeld 8 blz. 221 en 9 bm 222 doornemen(maken somen 12, 13, 14 en 15 blz. 245)

Slide 21 - Tekstslide

§ 2.5 Solvabiltieitskengetallen

Formule kengetal Solvabilteit: Solvabiliteit = Totale activa
                                                                                                 Schulden

Solvabiliteit geef aan of een onderneming in staat is alle schulden bij opheffing (het beëindigen of afschaffen (van iets)) te betalen

Als de solvabiliteit > 2 dan is de onderneming Solvabel

Slide 22 - Tekstslide

Schuldpercentage
Schuldpercentage = Schulden       x 100%
                         Totale activa 

Schuldpercentage of debt ratio geeft aan welk gedeelte van het vermogen schuld is.

Bekijk voorbeeld 14 op blz. 230
 Maken sommen 21, 22 en 23 (blz 250-252)

Slide 23 - Tekstslide

Opgave 21
Opgave 21 (Vervolg)

Slide 24 - Tekstslide

Antwoord 21
Antwoord 21 (vervolg)

Slide 25 - Tekstslide

Opgave 22
Antwoord 22

Slide 26 - Tekstslide

Opgave 23
Antwoord 23

Slide 27 - Tekstslide

Vervolg Antwoord 23
Opgave 23

Slide 28 - Tekstslide

Belangrijk om te weten:
Je kan uitleggen wat de antwoorden van:
  • Werkkapitaal is (positief/negagtief)
  • Current Ratio is                                             Liquide/illiquide
  • Quick Ratio is

  • Solvabiliteit is.

Slide 29 - Tekstslide

Hoofdstuk 3: Herhaling

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Heel belangrijk om te weten
  • Je moet verschillende opbrengsten kunnen rekenen
  • Je moet rentabiliteit kunnen rekenen (REV, RTV, RVV)

Slide 36 - Tekstslide

NOW PRACTICE PRACTICE PRACTICE!!
Good Luck!

Slide 37 - Tekstslide