P2Les16 13-01

BIENVENIDOS
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

BIENVENIDOS

Slide 1 - Tekstslide

La planificación hasta los exámenes
El lunes: trabajar en unidad 6
El miércoles: leer y escribir
El jueves: preparar el exámen de periodo 2

El lunes: no hay clase


Slide 2 - Tekstslide

La planificación de hoy
Repetir la gramática de unidad 5 y 6
Leer revistas
Mi vocabulario

Slide 3 - Tekstslide

Nos duelen ..........
A
la espalda
B
mi pie
C
la mano
D
los brazos

Slide 4 - Quizvraag

Me duele ..........
A
la espalda
B
mis pies
C
las manos
D
los brazos

Slide 5 - Quizvraag

Bestudeer de gramatica op pag. 60
El verbo 'Doler' gaat net als gustar

Slide 6 - Tekstslide

Doler = pijn doen
ik heb pijn aan mijn voet
jij heb pijn aan je voeten
hij heeft pijn aan zijn rug
Wij hebben pijn aan onze handen
Jullie hebben pijn aan je benen  
Zij hebben pijn aan hun hand

Slide 7 - Tekstslide

Doler = pijn doen
me duele el pie                               ik heb pijn aan mijn voet
te duelen los pies                          jij heb pijn aan je voeten
le duele la espalda                        hij heeft pijn aan zijn rug
nos duelen las manos                 Wij hebben pijn aan onze handen
os duelen las piernas                   Jullie hebben pijn aan je benen  
les duele la mano                           Zij hebben pijn aan hun hand

Slide 8 - Tekstslide

Ya no
A
Expresa continuidad
B
Informa del cambio

Slide 9 - Quizvraag

Todavía
A
Expresa continuidad
B
Informa del cambio

Slide 10 - Quizvraag

Ya no / todavia
Ya no = niet meer
Antes tocaba el violín pero ahora ya no lo toco


Todavía = nog/nog steeds
Empecé de muy pequeño a tocar la guitarra y todavíva la toco. 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Ejemplos

Slide 13 - Tekstslide

Mi amiga vive en Barneveld .......... un año.
A
desde
B
desde hace

Slide 14 - Quizvraag

El hombre trabaja en la fábrica .......... doce años
A
desde
B
desde hace

Slide 15 - Quizvraag

Juego al hockey .......... 2010
A
desde
B
desde hace

Slide 16 - Quizvraag

desde y desde hace
Trabajo aquí desde el año 2004
Ik werk hier sinds 2004

Trabajo aquí desde hace 18 años
Ik werk hier sinds/gedurende 18 jaar

Slide 17 - Tekstslide

desde y desde hace

Slide 18 - Tekstslide

No es bueno .......... mucho alcohol
A
comer
B
vivir
C
beber
D
gustar

Slide 19 - Quizvraag

No hay que ..........
A
fumo
B
fumar
C
fumas
D
fuma

Slide 20 - Quizvraag

Angela .......... hacer los deberes
A
tengo que
B
tienen que
C
tienes que
D
tiene que

Slide 21 - Quizvraag

Los estudiantes .......... estudiar muchas horas para obtener el examen.
A
tienen que
B
tenemos que
C
tenéis que
D
tiene que

Slide 22 - Quizvraag

Iets aanraden of afraden

Slide 23 - Tekstslide

Iets aanraden of afraden

Slide 24 - Tekstslide

Imperativo (tú)
comer
A
como
B
come
C
coma
D
comu

Slide 25 - Quizvraag

Imperativo (vosotros)
escribir
A
escrito
B
escribe
C
escribi
D
escribid

Slide 26 - Quizvraag

Imperativo (usted)
vivir
A
vivo
B
vivi
C
vive
D
viva

Slide 27 - Quizvraag

Imperativo (tú)
hacer
A
hace
B
haz
C
haca
D
hez

Slide 28 - Quizvraag

¿Cuándo usamos el imperativo?
A
adviezen
B
instructies
C
bevelen
D
alle drie

Slide 29 - Quizvraag

El imperativo

Slide 30 - Tekstslide

El imperativo

Slide 31 - Tekstslide

El imperativo

Slide 32 - Tekstslide

El imperativo

Slide 33 - Tekstslide

El imperativo (irregulares)

Slide 34 - Tekstslide

¿Cuándo se usa el imperativo?

Adviezen
Instructie
Bevelen of verzoeken
In beleefdheidsformules

Slide 35 - Tekstslide

Vrije tijd
Ik vind het leuk om te winkelen
Me gusta ir de compras

Mijn vriend en ik gaan iets drinken
Mi amigo y yo vamos a tomar algo

Slide 36 - Tekstslide

Vrije tijd
Ik blijf thuis
Me quedo en casa

Wij blijven thuis
Nos quedamos en casa

Ik spreek af met vrienden om naar de bioscoop te gaan
Quedo con amigos para ir al cine

Slide 37 - Tekstslide

Vrije tijd
Hoelaat spreken we af?
¿A qué hora quedamos?

Mijn broer heeft zin om naar een bar te gaan
Mi hermano tiene ganas de ir a un bar 

Hebben jullie zin om naar een museum te gaan?
¿Tenéis ganas de ir a un museo?

Slide 38 - Tekstslide

Let op!!
quedarse = blijven (wederkerend werkwoord)

quedar = afspreken

Slide 39 - Tekstslide

wij willen
A
querimos
B
queremos
C
quieremos
D
quierimos

Slide 40 - Quizvraag

zij willen
A
quieren
B
queren
C
queréis
D
quieréis

Slide 41 - Quizvraag

hij kan
A
puedo
B
pueda
C
puede
D
pode

Slide 42 - Quizvraag

ik kan
A
puedo
B
pueda
C
puede
D
pode

Slide 43 - Quizvraag

Iets voorstelen, iemand uitnodigen
querer = willen 
uitnodiging, verzoek, intentie, wil

poder = kunnen 
suggestie, voorstel, verzoek, toestemming vragen, mogelijkheid/onmogelijkheid, verbod

zie voorbeelden op pagina 76



Slide 44 - Tekstslide

Iets voorstellen, iemand uitnodigen
querer = willen 
¿Quieres ir al cine? = wil je naar de bioscoop?

poder = kunnen 
Podemos ir a casa de un amigo = we kunnen naar (het huis van) een vriend gaan. 

tener ganas de = zin hebben om ...
Tengo ganas de ir de compras = ik heb zin om te gaan winkelen

Slide 45 - Tekstslide

me gusta/me gustaría
Me gusta = ik vind leuk
Me gusta ir al cine = ik vind het leuk om naar de bios te gaan

Me gustaría = ik zou het leuk vinden 
Me gustaría ir al cine = ik zou het leuk vinden om naar de bios te gaan.

Slide 46 - Tekstslide

me gusta/me gustaría
Me 
te 
le                      gustaría + infinitivo
nos
os
les

Slide 47 - Tekstslide

me gusta/me gustaría
Wij vinden het leuk om te gaan winkelen
nos gusta ir de compras

Mijn ouders zouden het leuk vinden om op reis te gaan
A mis padres les gustaría ir de viaje

Ik zou het niet zo leuk vinden om met Pilar te gaan
No me gustaría ir con pilar

Slide 48 - Tekstslide

Leer revistas

Slide 49 - Tekstslide

Mi vocabulario

Slide 50 - Tekstslide

Hasta la próxima vez

Slide 51 - Tekstslide