H2 Licht 2.2 Licht en schaduw

1 / 20
volgende
Slide 1: Video
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Herhaling 2.1
Even een stukje herhaling van 2.1, dat is alweer een tijdje terug ;-)

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer zie je een voorwerp?
A
Als er licht opvalt.
B
Als er licht opvalt en dat voorwerp weerkaatst licht.
C
Als er licht opvalt en dat licht wordt weerkaatst naar je oog.
D
Altijd.

Slide 3 - Quizvraag

Licht breken
Een spectrum ontstaat als je het witte licht breekt, bijvoorbeeld met een cd, water of een prisma. 

Slide 4 - Tekstslide

Hoe noem je alle kleuren van de regenboog samen?
A
Praxis
B
Spektakel
C
Prisma
D
Spectrum

Slide 5 - Quizvraag

Waarmee kun je het spectrum laten zien?
A
Trapezium
B
Driehoek
C
Kubus
D
Prisma

Slide 6 - Quizvraag

Als je laserlicht op een prisma laat vallen, komen er geen andere kleuren tevoorschijn. Daarom noem je de kleur van een laserlicht?
A
Zuivere kleur
B
Gemengde kleur
C
Wit licht
D
Spectrum licht

Slide 7 - Quizvraag

2.2 Licht en schaduw

Slide 8 - Tekstslide

Licht en schaduw
Licht gaat altijd rechtuit. 

Licht kan niet vanzelf om een hoekje kijken.

 

Slide 9 - Tekstslide

Lichtbronnen
  • Puntbron: Licht komt uit een bron.
  • Divergente lichtbundel:  Lichtstralen bewegen uit elkaar  
  • Convergente lichtbundel:  Lichtstralen bewegen naar elkaar toe
  • Evenwijdige lichtbundel:  Lichtstralen gaan niet uit elkaar. lopen evenwijdig (laser)

Slide 10 - Tekstslide

Schaduw

Slide 11 - Tekstslide

Half en kernschaduw

Vaak is een schaduw langs de randen niet scherp. 

Het donkere deel is de kernschaduw. De grijzige rand is de halfschaduw. 

Slide 12 - Tekstslide

Schaduwwerking
Het effect van licht. Schaduwplekken ontstaan omdat er weinig of geen licht op die plekken valt. Er worden verschillende soorten schaduw onderscheiden:
Eigen schaduw: Dit is de schaduw die ontstaat op het belichte object zelf. Het benadrukt de vorm van het object en geeft het object plasticiteit.
Kernschaduw: Is het middelste, donkerste deel van de eigen schaduw. Kernschaduw en halfschaduw worden zichtbaar op bolle vormen.
Halfschaduw: Het gedeelte tussen de kernschaduw en het verlichte gedeelte op een voorwerp.
Slagschaduw: Dit is de schaduw van een voorwerp die op een ondergrond of een andere vorm valt. Als de omgeving niet vlak is wordt de slagschaduw gebroken, en spreken we van gebroken schaduw; de schaduw verliest dan zijn herkenbare silhouet. De hoogte van de lichtbron bepaalt of er korte of langgerekte schaduwen (strijklicht) ontstaan.

Slide 13 - Tekstslide

Een directe lichtbron
A
Een voorwerp dat licht weerkaatst
B
een polarisatie filter
C
Een voorwerp dat zelf licht uitzend
D
een stukje hol of bol geslepen glas

Slide 14 - Quizvraag

Lichtbronnen
  • Directe lichtbron geeft zelf licht
  • Indirecte lichtbron geeft licht door weerkaatsing (bv de maan)

       Zie plaatje:
       1: indirect licht via weerkaatsing tegen  
            plafont
       2: direct licht vanuit lichtbron
       3: indirect licht via weerkaatsing zonlicht 
            door spiegel

Slide 15 - Tekstslide

Kijk naar figuur 2.
Dit is een voorbeeld van …

A
absorptie.
B
diffuse terugkaatsing
C
een directe lichtbron.
D
spiegelende terugkaatsing.

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

De maan heeft schijngestalten

Slide 18 - Tekstslide

Maan
De maan is eerst vol. 

Daarna krijg je 1e kwartier. 

Daarna is het nieuwe maan. 

En daarna 3e kwartier. 

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag
Kom even een werkblad bij de docent ophalen, en maak daarna 2.2. 

2.2 is de weektaak voor deze week. Maandag kun je aftekenen. 

Slide 20 - Tekstslide