woordenschat

woordenschat
->  nieuwe woorden
->  tegenstellingen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

woordenschat
->  nieuwe woorden
->  tegenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een synoniem?

Slide 2 - Open vraag

Wat is een synoniem voor 'amper'

Slide 3 - Open vraag

Wat is een synoniem voor 'paniek'

Slide 4 - Open vraag

Wat betekent 'tjokvol'
A
heel vol
B
misselijk zijn
C
verlegen
D
enthousiast

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekent 'vermaak'
A
entertainen
B
amusement
C
plezier
D
ruziën

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een synoniem voor 'radeloos'
A
vernietigen
B
griezelig
C
wanhopig
D
gezellig

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent 'iets op de kop tikken'
A
iemand knock-out slaan
B
iemand is 'getikt'
C
iets voordelig kopen

Slide 8 - Quizvraag

Wat doe je als je 'halsbrekende toeren uithaalt?'

Slide 9 - Open vraag

tegenstellingen
warm-koud
rijk-arm
groot-klein
winnen-verliezen

Slide 10 - Tekstslide

voorvoegsels en achtervoegsels
Sommige woorden krijgen een tegengestelde betekenis als je een voor- of achtervoegsel plaatst

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld tegenstelling
kans (loos)
probleem (loos)
'Loos' betekent dus 'zonder'

Slide 12 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van een tegenstelling met een voor- of achtervoegsel

Slide 13 - Open vraag

Pak de tekst erbij
1) Wat verwacht je als je kijkt naar de titel
2) Pas verkennend lezen toe
3) Samen lezen

Slide 14 - Tekstslide

Zelfstandig werk
1)Lees eerst alle woorden op blad 2
2)Maak daarna de 4 vragen

Slide 15 - Tekstslide

Antwoorden 'uit je winterdip'
A
C
B
C

Slide 16 - Tekstslide