zondagschool 21-4

Zoekplaatje
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesBasisschoolGroep 7

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zoekplaatje

Slide 1 - Tekstslide

zondagschool 21-4
Zoek het slapende schaap.

Slide 2 - Tekstslide

zondagschool 21-4
Zoek de herdershond

Slide 3 - Tekstslide

zondagschool 21-4
Zoek het schaap tussen de kerstmannen

Slide 4 - Tekstslide

raadsels met het schaap

Slide 5 - Tekstslide

De herder, de wolf, het schaap en de witlof
Een herder die al een aantal dagen aan het reizen is samen met zijn wolf, schaap en een partij witlof komt aan bij een rivier. Hij wil de rivier graag oversteken maar hier heeft hij een bootje voor nodig. Na enig zoeken aan de waterkant vindt hij een bootje. Een probleem! Dit bootje is te klein om met zijn allen in een keer over te steken. De herder kan maximaal een ding meenemen, dus of de wolf of de partij witlof of het schaap.
En er is nog een probleem! De wolf eet het schaap op als hij ze alleen achter laat. En het schaap eet de partij witlof op als hij er niet bij is.

Hoe komt de herder aan de overkant met zijn dieren en de partij witlof zonder dat er iets opgegeten wordt?

Slide 6 - Tekstslide

De Oplossing
De herder neemt eerst de schaap mee naar de overkant, hij zet deze daar neer en vaart dan terug. Dan neemt hij de wolf mee, zet deze op de kant en neemt het schaap weer mee terug. Als hij dan weer bij de kant is zet hij het schaap weer neer en neemt de witlof mee. Als laatste haalt hij het schaap weer op.

Slide 7 - Tekstslide

Huh???
Er zijn 2 herders, herder A en herder B.
Wanneer herder A 1 schaap krijgt van herder B zal hij 2x zoveel schapen hebben als herder B.
Als herder A 1 schaap aan herder B geeft hebben ze een gelijk aantal schapen.
Hoeveel schapen hebben elk van de herders ?

Slide 8 - Tekstslide

De Oplossing
Herder A heeft 7 schapen en herder B 5 schapen.

A + 1 = 8 en B - 1 = 4 A heeft het dubbele aantal A - 1 = 6 en B + 1 = 6 ze hebben een gelijk aantal.

Slide 9 - Tekstslide

Even nadenken...
Een paard is evenveel waard als twee stieren en een schaap.
Een stier is evenveel waard als twee koeien.
Twee koeien zijn evenveel waard als vijf ezels.
Een ezel is evenveel waard als vier schapen.
Hoeveel schapen is een paard waard?

Slide 10 - Tekstslide

Even nadenken...het antwoord
De eerste stelling zegt:

Een paard is evenveel waard als twee stieren en een schaap.
Volgens de tweede stelling is een stier evenveel waard als twee koeien, waaruit volgt dat twee stieren evenveel waard zijn als vier koeien. In de eerste stelling kan het deel "twee stieren" dus vervangen worden door "vier koeien":
Een paard is evenveel waard als vier koeien en een schaap.
Volgens de derde stelling zijn twee koeien evenveel waard als vijf ezels, dus kunnen we "vier koeien" vervangen door "tien ezels":
Een paard is evenveel waard als tien ezels en een schaap.
Volgens de vierde stelling is een ezel evenveel waard als vier schapen, dus kunnen we "tien ezels" vervangen door "veertig schapen":
Een paard is evenveel waard als veertig schapen en een schaap.
Het uiteindelijke antwoord is dus: een paard is evenveel waard als 41 schapen.



- Een paard is evenveel waard als twee stieren en een schaap.
- Een stier is evenveel waard als twee koeien.
- Twee koeien zijn evenveel waard als vijf ezels.
- Een ezel is evenveel waard als vier schapen.
- Hoeveel schapen is een paard waard?

Slide 11 - Tekstslide

Even nadenken...2
 In de stal van boerin Anja zitten paarden, koeien en schapen. We weten het volgende:
op vier na, zijn het allemaal paarden;
op vier na, zijn het allemaal koeien;
op vier na, zijn het allemaal schapen.
Hoeveel dieren van elke soort heeft boerin Anja in haar stal?

Slide 12 - Tekstslide

Even nadenken...2, het antwoord
We weten dat, op vier na, alle dieren paarden zijn. Dit betekent dat het aantal paarden dus gelijk is aan het totaal aantal dieren in de stal, min vier.
We weten dat, op vier na, alle dieren koeien zijn. Dit betekent dat het aantal koeien dus ook gelijk is aan het totaal aantal dieren in de stal, min vier.
We weten dat, op vier na, alle dieren schapen zijn. Dit betekent dat ook het aantal schapen gelijk is aan het totaal aantal dieren in de stal, min vier.
Hoeveel dieren er in totaal in de stal zitten, dat weten we nog niet, maar het is duidelijk dat er evenveel paarden als koeien als schapen in de stal zitten.
We weten dat, op vier na, alle dieren paarden zijn. De vier dieren die geen paarden zijn, moeten koeien en schapen zijn. Dit betekent dat het aantal koeien en schapen in de stal dus samen vier is. Maar we weten al dat er evenveel koeien als schapen in de stal zitten. Er zitten dus twee koeien en twee schapen in de stal (samen vier). En er zitten dus ook twee paarden in de stal.

Conclusie: boerin Anja heeft twee paarden, twee koeien en twee schapen in haar stal.

Slide 13 - Tekstslide