e6-Spell.h1-Havo 1-Hfdltters lstekens,verkleinwoorden

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weten jullie waarom hoofdletters een tekst beter leesbaar maken, hoe je verkleinwoorden maakt en kunnen jullie hoofdletters en verkleinwoorden op de juiste manier in een tekst zetten


1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weten jullie waarom hoofdletters een tekst beter leesbaar maken, hoe je verkleinwoorden maakt en kunnen jullie hoofdletters en verkleinwoorden op de juiste manier in een tekst zetten


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Welke woorden krijgen een hoofdletter en waar komt er een leesteken?
is esmee in de voorjaarsvakantie naar disneyland parijs gegaan
Juist is:
Is Esmee in de voorjaarsvakantie naar Disneyland Parijs gegaan?

Slide 5 - Tekstslide

Welke woorden krijgen een hoofdletter en waar komt er een leesteken?
bij het ontbijt kan het franse croissantje niet ontbreken
Juist is:
Bij het ontbijt mag het Franse croissantje niet ontbreken.

Slide 6 - Tekstslide

Veel namen hebben tussenvoegsels, zoals de, van of van de. Die schrijf je zonder hoofdletter als ze tussen iemands voornaam of voorletter(s) en achternaam staan.


Als de voornaam of voorletter ontbreekt, krijgt het eerste tussenvoegsel wel een hoofdletter. Voorbeeld:


Jan van der Zwan en J. van der Zwan, maar meneer Van der Zwan
Anke van Til-van het Hof, maar voorzitter Van Til-van het Hof

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 12 - Tekstslide

Wat is juist?
A
Pinksteren
B
pinksteren
C

Slide 13 - Quizvraag

Wat is juist?
A
havo
B
HAVO

Slide 14 - Quizvraag

Wat is juist?
A
aardrijkskunde
B
Aardrijkskunde

Slide 15 - Quizvraag

Wat is juist?
A
de volkskrant
B
de Volkskrant

Slide 16 - Quizvraag

Wat is juist?
A
maandag
B
Maandag

Slide 17 - Quizvraag

Wat is juist?
A
December
B
december

Slide 18 - Quizvraag

Wat is juist?
A
vmbo
B
VMBO

Slide 19 - Quizvraag

Nu zelfstandig aan de slag

Wat nu?

 Nogmaals doorlezen theorie blz. 34

Opdrachten maken  1 t/m 3+5  blz. 34-35


Snel klaar/verdieping is maken opdr. 4


Bespreken opdrachten en evaluatie van de les






Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht: in 2 tallen=
 Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd? Wat moet je onthouden? Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?

Opdracht: in 2 tallen=
 Bespreek met je klasgenoot wat er tijdens deze les is geleerd

Wat moet je onthouden, is belangrijk?
 
Hoe vertel je dit aan een leerling van een andere klas?

Wat was het doel van de les en is het doel bereikt?



Slide 22 - Tekstslide