past simple

Past Simple
          +
          -
            ?
regelmatige werkwoorden
ww+ed
didn't  +  ww
Did...ww?
onregelmatige werkwoorden
2de rij
didn't + ww
Did..ww?
I (to work) worked. I didn't work. Did I work?
I (to see) saw. I didn't see. Did I see?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Past Simple
          +
          -
            ?
regelmatige werkwoorden
ww+ed
didn't  +  ww
Did...ww?
onregelmatige werkwoorden
2de rij
didn't + ww
Did..ww?
I (to work) worked. I didn't work. Did I work?
I (to see) saw. I didn't see. Did I see?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Past Simple
The Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets in het verleden is gebeurd en het belangrijk is wanneer het is gebeurd. Het is voorbij.
last night, in 2020, this morning, 2 years ago, when he was old
.

Slide 3 - Tekstslide

volgens de regels
  • regelmatige werkwoorden
  • (to) call
  • (+)
zonder regels (eigen vorm)
  • onregelmatige werkwoorden
  • (to) see
  • (+)
Past Simple

Slide 4 - Tekstslide

past simple of '(to) become'(onreg.ww)

A
becomed
B
became
C
becom

Slide 5 - Quizvraag

past simple of '(to) wash' (rege.ww)
A
washed
B
washing
C
wash
D
washeed

Slide 6 - Quizvraag

past simple of ' (to) can' (onreg.ww)
A
caned
B
could
C
con

Slide 7 - Quizvraag

past simple of '(to) teach' (onreg.ww)
A
teached
B
teacht
C
taught
D
teach

Slide 8 - Quizvraag

Past Simple van (to) try (reg.ww)
You ...... very hard.
A
try
B
tries
C
tried
D
tryed

Slide 9 - Quizvraag

Hoe maak je de past simple ontkennend?
A
ww+ed
B
did not + hele ww
C
hele ww
D
did not + ww+ed

Slide 10 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend
Mark lost his key two days ago.
A
Mark did not lost his key two days ago.
B
Mark did not lose his key two days ago.

Slide 11 - Quizvraag

Maak een vragende zin :

He walked very quickly.
A
Did he walked very quickly?
B
Walked he very quickly?
C
Did he walk very quickly?

Slide 12 - Quizvraag

He wore a jacket.
A
Did he wear a jacket?
B
Wore he a jacket?
C
Did he wore a jacket?

Slide 13 - Quizvraag

Samantha brought a cake.
A
Did Samantha brought a cake?
B
Brought Samantha a cake?
C
Did Samantha bring a cake?

Slide 14 - Quizvraag

My mother worked in a snackbar.
A
Worked my mother in a snackbar?
B
Did my mother work in a snackbar?
C
Did my mother worked in a snackbar?

Slide 15 - Quizvraag

He carried a bag.
__________ a bag?

Slide 16 - Open vraag


Past Simple
Wanneer gebruik je de Past Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Ik weet het niet

Slide 17 - Quizvraag

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?
A
hele ww+ - ed of irregular verb
B
shit = hele ww+-s
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
Ik weet het niet

Slide 18 - Quizvraag

Wat zijn signaalwoorden voor de Past simple?
A
now, at the moment
B
last week, in 1962, three years ago
C
always, ever, never, often, usually, every day
D
Ik weet het niet

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

volgens de regels
  • regelmatige werkwoorden
  • (to) call
  • (+)
zonder regels (eigen vorm)
  • onregelmatige werkwoorden
  • (to) see
  • (+)
Past Simple

Slide 22 - Tekstslide

 +
regelmatige werkwoorden veranderen volgens regels= verleden tijd 
hele werkwoord + ed

to work = worked
to stop = stopped

+
onregelmatige werkwoorden
de werkwoorden krijgen 

eigen vorm (zie boek p. ... 2 rij-verleden tijd)
to wear = wore
Past Simple

Slide 23 - Tekstslide

-
-
regelmatige en onregelmatige werkwoorden

did +not + hele werkwoord
worked (to work)
  • did not work
wore (to wear)
  • did not wear
Past Simple

Slide 24 - Tekstslide

-
?
regelmatige en onregelmatige werkwoorden

Did ....+ hele werkwoord?
worked (to work)
  • Did  .......work?
wore (to wear)
  • Did ....... wear?
Past Simple

Slide 25 - Tekstslide