WIJZER IN HET VERKEER

WIJZER
IN HET VERKEER
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkeerBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

WIJZER
IN HET VERKEER

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn dit voor borden?
A
je mag hier niet borden
B
voorrangsborden
C
je moet hier borden
D
pas op borden

Slide 3 - Quizvraag

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn dit voor borden?
A
pas op borden
B
voorrangsborden
C
je moet hier borden
D
kijk hier is borden

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn dit voor borden?
A
pas op borden
B
je moet hier borden
C
voorrangsborden
D
je mag hier niet borden

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Wat zijn dit voor borden?
A
pas op borden
B
je moet hier borden
C
voorrangsborden
D
je mag hier niet borden

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Wat zijn dit voor borden?
A
je moet hier
B
pas op borden
C
je mag hier niet borden
D
voorrangsborden

Slide 11 - Quizvraag


Dit bord betekent:
A
Pas op, je mag hier niet autorijden.
B
Kijk, hier moet je de tegenligger voor laten gaan.
C
Je mag hier niet van deze kant inrijden.
D
Pas op, hier steken voetgangers en fietsen over.

Slide 12 - Quizvraag


A
Hier mag je niet fietsen
B
Verboden je fiets te stallen
C
Je moet hier niet fietsen
D
Het fietspad houdt hier op

Slide 13 - Quizvraag

wat betekent dit bord?
A
je moet hier voorzichtig lopen
B
verboden voor voetgangers
C
pas op! je kunt hier vallen
D
verboden over te steken

Slide 14 - Quizvraag

Wat betekent dit bord.
A
Verplicht fietspad
B
verboden voor fietsters
C
verboden fietsen te plaatsen
D
fietspad

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent dit bord?
A
Je mag hier niet stoppen
B
Je moet hier niet stoppen
C
Je mag hier stoppen
D
Je moet hier stoppen

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent dit bord?
A
Je moet hier lopen (voetpad)
B
Je moet hier met een volwassene lopen
C
Je mag hier lopen en fietsen
D
Je mag hier lopen

Slide 17 - Quizvraag

Wat betekent dit bord?
A
Hier is een fietsenstalling
B
Fietsers en brommers mogen op de weg
C
Je moet hier fietsen. Bromfietsen mogen hier ook rijden.
D
Je mag hier alleen fietsen, bromfietsers moeten op de weg

Slide 18 - Quizvraag

Wat moet een veilige fiets allemaal hebben?

Slide 19 - Woordweb

Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor geldt voor......?
A
Alle weggebruikers, ook voetgangers.
B
Alleen voor bestuurders.
C
Alleen voor voetgangers
D
Niet voor voetgangers

Slide 20 - Quizvraag

Als je op deze rotonde fietst heb je dan voorrang?
A
Ja, want hier geldt rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.
B
Nee, want voor fietsers gelden aparte regels.
C
Ja, want iedereen op de rotonde heeft voorrang ook voetgangers
D
Nee, alleen auto's hebben voorrang.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is 1 van de grootste oorzaken van afleiding op de fiets?
A
grappige vrienden
B
mobieltje
C
mooie omgeving
D
muziek

Slide 22 - Quizvraag

Wat kan er gebeuren als je je mobiel gebruikt op de fiets?

Slide 23 - Open vraag

Voorbeeld

Mening: Ik vind mobiel bellen op de fiets gevaarlijk


Argument: ..., want je let dan niet goed meer op de rest van het verkeer


Voorbeeld: Gisteren zag ik bijvoorbeeld een jongen bellend het kruispunt op fietsen. Hij werd bijna geschept door een bus. De jongen had de bus helemaal niet gezien!

Slide 24 - Tekstslide

Met hoeveel mag je naast elkaar fietsen op de rijbaan?
A
Fietsers mogen nooit met meer dan twee naast elkaar rijden op de rijbaan.
B
Fietsers mogen met zoveel naast elkaar rijden als ze willen, op voorwaarde dat ze de andere weggebruikers niet hinderen.
C
Fietsers moeten steeds achter elkaar rijden als er een achteropkomend voertuig nadert.
D
Fietsers mogen altijd naast elkaar rijden, behalve wanneer het kruisen met tegenliggers hierdoor onmogelijk wordt.

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekenen deze
'haaientanden'?
A
Dat ik voorrang heb.
B
Dat ik geen voorrang heb.
C
Dat ik alleen de auto's voorrang moet geven.
D
Die staan er alleen om iets opvallend te maken.

Slide 26 - Quizvraag

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Je moet voorrang krijgen als je op deze weg fietst
B
Je rijdt op een voorrangsweg
C
Je moet hier voorrang geven
D
ze verkopen hier vierkante spiegeleieren

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent dit onderbord?
A
Je moet twee keer voorrang geven aan verkeer van rechts
B
Let op, je komt bij een kruispunt
C
Let op, rechts heeft voorrang
D
Let op, doorgaande weg naar links, rechts moet voorrang verlenen

Slide 28 - Quizvraag

Wat betekent dit bord?
A
je mag hier niet links afslaan
B
je moet direct keren
C
je moet hier rechts afslaan
D
je moet hier links afslaan.

Slide 29 - Quizvraag

Welk verkeersbord hoort op de lege plaats? 
(onthoud je antwoord voor de volgende dia)
A. Voetgangersoversteekplaats
B. Voetpad

Slide 30 - Tekstslide

welk bord hoort op de lege plaats
A
voetgangersoversteek plaats
B
voetpad
C
ze kunnen allebei
D
geen van tweeën

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Video

Slide 33 - Tekstslide


Waar hoort je fietsverlichting?
A
Rood licht voor en wit licht achter.
B
Wit licht voor en rood licht achter
C
Je mag zelf weten waar je welke kleur doet.
D
Naast elkaar op je stuur

Slide 34 - Quizvraag

Wanneer moet je fietsverlichting aanzetten?
A
Als het donker is
B
Als het zicht slecht is, overdag en als het donker is.
C
Als de straat verlichting aan gaat
D
Overdag

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Video

Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor geldt niet voor een ....
A
voetganger
B
politieauto
C
tram
D
ambululance

Slide 37 - Quizvraag

De tram
Bij trams geldt een paar afwijkende regels. 
Een tram heeft op een kruispunt waar de voorrang niet geregeld wordt door verkeerslichten, verkeersborden of verkeerstekens, altijd voorrang op alle weggebruikers. 
Het maakt daarbij niet uit of de tram van rechts of van links komt. 
De regel ‘rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg gaat voor’ geldt niet voor trambestuurders. 
Inhalen gebeurt in principe links. Trams mogen rechts worden ingehaald. 
 

Slide 38 - Tekstslide

Iemand met een step is een...
A
Fietser
B
Voetganger
C
Bestuurder
D
Stepper

Slide 39 - Quizvraag

Voetganger of niet?
A
voetganger
B
geen voetganger

Slide 40 - Quizvraag


Wie mag hier 
eerst?
A
Fietser
B
Voetganger

Slide 41 - Quizvraag

Wat betekent dit bord?
A
verboden voor alle verkeer behalve voetgangers
B
verboden voor motorvoertuigen
C
verboden voor iedereen
D
verboden voor voetgangers

Slide 42 - Quizvraag

Wat betekent dit bord?
A
Kijk hier is een speeltuin.
B
Kijk hier is een parkeerplaats.
C
Kijk hier is een voetbalclinic aan de gang.
D
Kijk hier is een woonerf.

Slide 43 - Quizvraag


Dit bord betekent:
A
Kijk, hier is een parkeerplaats.
B
Pas op, hier rijden vrachtwagens.
C
Je moet hier zand scheppen.
D
Pas op, hier zijn werkzaamheden.

Slide 44 - Quizvraag


Dit bord betekent:
A
Pas op, hier mogen alleen auto's rijden.
B
Kijk, hier is een autoweg.
C
Kijk, hier is een autosnelweg.
D
STOP altijd!

Slide 45 - Quizvraag


Dit bord betekent:
A
Je moet hier rondjes blijven rijden.
B
Rotonde, je moet hier in de richting van de pijlen rijden.
C
Rotonde, gebruik je knipperlicht.
D
Voorrangsronde, geef de mensen voorrang.

Slide 46 - Quizvraag