quiz
1 / 23
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
De schaal is 1 : 400
Hoe spreek je dit uit?
Hoe spreek je dit uit?
A
1 dubbele punt 400
B
1 2 stipjes 400
C
1 gedeeld door 400
D
1 staat tot 400
Slide 2 - Quizvraag
De vergrotingsfactor is 0,2. Zet "beeld" en "origineel" op de juiste plaats onder de foto's.
Beeld
Origineel
Slide 3 - Sleepvraag
Wat is een vergrotingsfactor?
Slide 4 - Open vraag
Wat is de vergrotingsfactor
Slide 5 - Open vraag
De vergrotingsfactor is 2. Zet "beeld" en "origineel" op de juiste plaats onder de foto's.
Beeld
Origineel
Slide 6 - Sleepvraag
De schaal van het model van de motor is 1:18.
Wat betekent de schaal?
A
1 cm in het model is 18 cm in het echt
B
1 cm in het echt is 18 cm in het model
C
1 cm in het model is 1,8 cm in het echt
D
1 cm in het model is 18 m in het echt
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de schaal?
A
1 : 2,5
B
1 : 250
C
1 : 25000
D
1 : 250000
Slide 8 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor?
A
2,5
B
2
C
4
D
10
Slide 9 - Quizvraag
Welke uitspraak over het begrip FACTOR klopt NIET
A
Een factor groter dan 1
Dan wordt het groter
B
Een factor tussen 0 en 1
Dan wordt het kleiner
C
Een factor
dat is altijd een 'keer'-getal
D
Bij een vergrotingsfactor wordt iets altijd groter.
Slide 10 - Quizvraag
schaal: als de schaal 1: 50 is dan betekent dat:....
A
de foto is 50x zo klein als in het echt
B
dan moet je het aantal cm op foto delen door 50
C
als de foto 1 cm hoog is, is deze in het echt 50 m hoog
D
dan moet je bij alle cm op de foto 50 cm optellen
Slide 11 - Quizvraag
Schaal: 1:50
Schaal 1:100
Schaal 1:25
400 mm in het echt is 8 mm op schaal
5 mm op schaal is 500 mm in het echt
50 mm in het echt is 2 mm op schaal
Slide 12 - Sleepvraag
De oranje pijl is vergroot.
Bereken de vergrotingsfactor.
Slide 13 - Open vraag
Als de vergrotingsfactor groter is dan 1, dan zal het beeld groter/kleiner zijn dan het origineel?
A
groter
B
kleiner
Slide 14 - Quizvraag
Wat is hier de vergrotingsfactor?
A
0,25
B
1
C
2
D
4
Slide 15 - Quizvraag
Welke schaal hoort er bij deze schaallijn?
A
1:200
B
1:1200
C
1:20000
D
200:1200
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor?
A
0,7
B
1,5
C
4,4
D
13,5
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de vergrotingsfactor?
Slide 18 - Open vraag
schaal 1 : 25 betekent:
op de kaart is in het echt
op de kaart
in het echt
1 cm
25 cm
Slide 19 - Sleepvraag
Een schaal is altijd in cm gemaakt
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Waar kan ik de schaal vinden?
Slide 21 - Sleepvraag
De vergrotingsfactor van de hoogte is 2,2.
Wat zou de vergrotingsfactor van de breedte zijn?
Wat zou de vergrotingsfactor van de breedte zijn?
A
De vergrotingsfactor is kleiner
B
De vergrotingsfactor blijft 2,2
C
De vergrotingsfactor is groter
Slide 22 - Quizvraag
schaal 1 : 120
schaal 1 : 2500
schaal 1 : 10000
