Les 3 Schrijfvaardigheid

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je weet weer hoe je de leestekens punt, komma, uitroepteken, vraagteken, dubbele punt en aanhalingstekens goed gebruikt.
- Je leert hoe je de gebiedende wijs spelt.
- Je weet (weer) hoe je het voltooid deelwoord spelt. 
- Je weet wanneer je hoofdletters gebruikt. 

Slide 3 - Tekstslide

Lesprogramma
- Welkom (5 min)
- Lezen (15 min)
- Terugblik: werkwoordspelling en leestekens (10 min)
- Uitleg: gebiedende wijs, voltooid deelwoord en hoofdletters (10 min)
- Zelfstandig werken (25 minuten)

Slide 4 - Tekstslide

timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Leesplan boek
1.  Hoeveel bladzijden moet je nog lezen in je leesboek?
2. Deel dit door 7, dit is het aantal blz. dat jij in je leesboek per week moet lezen om op tijd je boek uit te hebben.
3. Je kunt dit ook nog door 7 delen, als je liever elke dag leest.
4. Noteer dit elke week/dag in je Plenda.

Slide 6 - Tekstslide

Terugblik
PVTT en PVVT (schema)
Leestekens

Slide 7 - Tekstslide



Slide 8 - Tekstslide

De lamp ................... (verlichten) de hele kamer.
PVVT (PV verleden tijd)
a. verlichte (duim omhoog)
b. verlichtte (duim omlaag)

Slide 9 - Tekstslide

De dolfijn ……… (duiken) in de zee.
PVVT (PV verleden tijd) 
a. dook (duim omhoog) 
b.duikte (duim omlaag)

Slide 10 - Tekstslide

Verschillen in betekenis

Katten, spinnen, ijsberen, vissen, gieren, vliegen en honden slapen.


Katten spinnen, ijsberen vissen, gieren vliegen en honden slapen.

Waardoor komt het verschil in betekenis?

Slide 11 - Tekstslide

Leestekens
- Een zin eindigt met een .?!
- een komma gebruik je:
1. tussen twee persoonsvormen (Als Karin wint, mag ze door naar de finale)
2. voor verbindingswoorden: doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra.

Zet in het algemeen geen komma voor 'en' en 'of' .

Slide 12 - Tekstslide

Dubbele punt 
Je gebruikt een dubbele punt als je iets aankondigt, bijvoorbeeld:

  • een opsomming: Rianne spreekt vier talen: Nederlands, Frans, Engels en Duits.
  • een toelichting: We eten elke dag twee stuks fruit: dat is gezond.
  • een citaat: Vader zei: 'Ik zet de vuile borden wel even in de vaatwasser.'

Slide 13 - Tekstslide

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens:
- als je een letterlijk stukje uit een tekst overneemt.
- als je een woord of een zin bijzondere aandacht wil geven.
-  als je de directe rede gebruikt: Je citeert.
Om het citaat zelf zet je aanhalingstekens. 
Je kondigt het citaat aan met een dubbele punt.
- Hij zei: 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug.'
Als het citaat vooropstaat, gebruik je geen dubbele punt:
- 'Vanmiddag om vier uur gaan we terug', zei hij.



Slide 14 - Tekstslide

Terugblik
Huiswerk 
Maak de opdrachten van 1.9 opdracht 3, 4, 5, 6 en 8

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Hoofdletters, gebiedende wijs en voltooid deelwoord

Slide 21 - Tekstslide

Hoofdletters
1. Aan het begin van een zin
2. Bij namen. Toon Verbraak, Cals College, Europese Unie, Kruidvat en Noord-Holland. 
Let op: als de voornaam of voorletter ontbreekt, krijgt het eerste tussenvoegsel een hoofdletter.
3. Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Groningse, Spaans en Zuid-Afrikaanse.
(LET OP: dagen, maanden, seizoenen en windstreken niet!!!!!!!!!!!!!!!!)

Slide 22 - Tekstslide

Zijn de hoofdletters en leestekens juist gebruikt

's Nachts kun je veel sterren zien, tenzij het niet helder is.

A. Juist (staan)

B. Onjuist (zitten)


Slide 23 - Tekstslide



Slide 24 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
- Geeft aan dat een handeling afgerond (voltooid) is. 
- Een voltooid deelwoord begint vaak met be-, ge-, ver- of ont-.
- Er staat altijd een vorm bij van hebben, zijn of worden.

Tijdens de vakantie heeft Julia bij een boerderij gekampeerd.
Vorig jaar is hij naar Spanje gevlogen

Slide 25 - Tekstslide

Spelling voltooid deelwoord
1. Sterke werkwoorden: eindigt vaak op -en
Ik heb lekker gegeten (eten, ik eet, ik at) 
De trein is op tijd aangekomen (aankomen, kom aan, kwam aan)

2.Zwakke werkwoorden: eindigt op -t of -d: kofschip/fokschaap
Klaverjassen  wordt.....................
Verwaarlozen wordt................

Slide 26 - Tekstslide

Even checken
Ik heb .................... (werken)
Ik heb .................... (rennen) 
Ik heb .................... (praten)
Ik heb .................... (schieten)

Slide 27 - Tekstslide

Gebiedende wijs
Ik-vorm

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag
Zet het huiswerk in je Plenda en ga vervolgens aan de slag met de opdrachten:
- 1.9 opdracht 10 (blz. 76), 2.9 opdracht 3, 8 en 11 (blz. 146-150) en 3.9 opdracht 4 (blz. 218)

Slide 29 - Tekstslide