Steunles 7 "das Personalpronomen und Fragewort im vierten Fall"

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Steunles 7

das Personalpronomen und Fragewort im vierten Fall

Programm

•  uitleg
•  quiz
• oefenen

Leerdoel:

• Je kunt het persoonlijk en het vragend voornaamwoord in de vierde naamval gebruiken.

Welke
persoonlijk voornaamwoorden
in het Duits ken je?
Antwoord elke keer met één woord.

Persoonlijk voornaamwoorden 1e naamval

1e naamval:

ik         jij      hij     zij      het     wij      jullie        zij         u

ich     du     er      sie    es       wir      ihr            sie        Sie 

• Ik kom morgen ook. 
• ik = onderwerp

Wat is een naamval?

Naamval 

Laat zien welke grammaticale functie een woord heeft. 

Het Nederlands heeft tegenwoordig geen naamvallen meer. 

Het Duits kent vier naamvallen: 

1. onderwerpsvorm

2. vorm met het voorzetsel 'van'

3. vorm van het meewerkend voorwerp

4. vorm van het lijdend voorwerp

Hamburgers

De hamburger is lecker.

Ik eet hij op.

Persoonijk voornaamwoord in de 

4e naamval = lijdend voorwerp

• Heb je ik gezien?
• ik --> mij
• Heb je mij gezien?
• Hast du mich gesehen?

• lijdend voorwerp  (wie/wat + gezegde + onderwerp)
• wie heb je gezien?       
• Antwoord: mij (mich)

Persoonlijk voornaamwoord in de  4e naamval

De 4e naamval is gelijk aan het zinsdeel lijdend voorwerp/Akkusativ

4e naamval:

• mij       jou      hem    haar     het      ons     jullie     hun/hen      u  
• mich   dich    ihn        sie        es       uns     euch         sie          Sie

Voorbeeld:

• Zij komt zonder hem.   Sie kommt ohne ihn.
• Akkusativ

Personalpronomen Akkusativ (4e naamval)

mich

es

uns

euch

sie (mv)

sie (ev)

dich

Sie

ihn

wen?

mij

haar

wij

jou

hen

het

jullie

u

hem

wie?

Het vragend voornaamwoord  "wie"  in het Duits.

1e naamval: wie =  wer           Wie is dat?            Wer ist das?     

4e naamval: wie = wen          Voor wie is dat?  Für wen ist das?

Vragend voornaamwoord in de juiste naamval:
Für w.... hast du diese Geschenke gekauft?

1. wer
2. wen
3. wem
4. wessen

Ich kaufe ein Buch für....

1. er
2. wir
3. ihn
4. ich

Het persoonlijk voornaamwoord U in de 4e naamval is?

1. sie
2. Sie
3. euch
4. ihn

Persoonlijk voornaamwoord 4e naamval
Wat betekent 'voor hem' in het Duits?

1. für ihn
2. um dich
3. ohne Sie
4. für sie

Schrijf de vier Duitse persoonlijke voornaamwoorden op die in de 4e naamval NIET veranderen

Welk vragend voornaamwoord hoort er te staan?
....... bist du? Ich bin Natascha.

1. Wer
2. Wie
3. Was
4. Woher

1e en 4e naamval van:
ik en mij

1. ich - mich
2. ich - mir
3. ich - dich
4. ich - dir

1e en 4e naamval van:
wij en ons

1. wir - mich
2. wir - es
3. wir - euch
4. wir - uns

https:

Wat is een voorzetsel?

 Met voorzetsels kun je een waar en wanneer toevoegen aan de zin.

Met voorzetsels kun je een waar en wanneer toevoegen aan de zin.

Voorzetsels in de 4e naamval

Bij het bepalen van de naamval is de eerste vraag die je jezelf stelt:

• Staat er een voorzetsel in de zin?
• Zo ja --> het voorzetsel bepaalt de naamval
• Zo nee--> ontleed de zin

De voorzetsel moet je uit je hoofd leren!

Probeer het zelf