Observeren Les 6 non-verbale communicatie

Observeren, Signaleren en Rapporteren
Les 6


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeroepsorientatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Observeren, Signaleren en Rapporteren
Les 6


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanwezigheidsregistratie

Ben je te laat? 
Geef het te laat briefje dan aan de docent. Dit is jouw verantwoordelijkheid. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  1. Lesdoelen
  2. Theoretische gedeelte
  3. Leeractiviteit 
  4. Afsluiting les

Slide 3 - Tekstslide

Deel 1: 90 min (2 x45 min)

5 min. Welkom en AWR
5 min. Energizer
4 min. lesdoelen
3 min. Programma
20 min  Uitleg en Opbouw vak
10 min  Theoretische gedeelte
20 min  Leeractiviteit 2
10 min Lesdoelen check
3 minuten afsluiting les

80 min. totaal




Lesdoelen

Je herkent non-verbale signalen van de ander waarbij je de betekenis of gevolgen van die signalen aangeeft.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theoretische gedeelte

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is non-verbale communicatie?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is non-verbale communicatie belangrijk tijdens observeren?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Non-verbale communicatie is universeel (dus overal hetzelfde).

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Communicatieproces
Communiceren is het overdragen van informatie aan anderen. 
Je deelt je gedachten, ideeën en gevoelens. Communiceren gaat volgens een bepaald proces. Je noemt dit het communicatieproces. Tijdens dit proces is altijd sprake van een zender en een ontvanger. De zender en ontvanger wisselen voortdurend informatie uit. Deze informatie wordt steeds vertaald en geïnterpreteerd. Communicatie is dus een doorlopend proces van uitwisseling van informatie tussen jou en de cliënt.

Slide 9 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.

Slide 10 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Soorten non-verbale communicatie
Non-verbale communicatie kun je onderverdelen in vijf categorieën:
- Peri-verbaal
- Para-verbaal
- Infra-verbaal
- Supra-verbaal
- Pre-verbaal.

Slide 11 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Soorten non-verbale communicatie
Peri-verbaal
De tijd en ruimte hebben invloed op je gedrag, dit noem je peri-verbaal. 

Para-verbaal
Para-verbale communicatie is communicatie die naast verbale en non-verbale communicatie plaatsvindt. De boodschap die je aan de ontvanger zendt, kan anders op hem overkomen door bijvoorbeeld de toon van je stem, je intonatie of je spreektempo. Hierbij gaat het er dus om hoe je iets zegt tegen de ander.

Slide 12 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Soorten non-verbale communicatie
Infra-verbaal
Infra-verbaal gaat over zaken die onbewust een rol spelen tijdens de communicatie. Denk bijvoorbeeld aan geuren en kleuren. Onbewust hebben deze dingen invloed op de manier waarop je communiceert met de cliënt of zijn sociaal netwerk. Zo kan een bepaalde geur bij een cliënt onbewust heel veel bij jou naar boven halen. De geur zorgt op dat moment voor een bepaalde stemming. 

Supra-verbaal
Supra-verbaal gaat over de boodschap die je uitzendt door middel van je uiterlijk. Via je kleding of bijvoorbeeld de auto die je rijdt laat je zien wie je bent of wilt zijn. 

Slide 13 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Soorten non-verbale communicatie
Pre-verbaal
Communiceren met lichaamstaal noem je pre-verbaal. Denk aan je houding, je manier van bewegen en je gezichtsuitdrukking. Door je houding zend je informatie naar de ontvanger over hoe je je voelt of hoe je ergens over denkt. 

Slide 14 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Kleine oefening
We gaan naar een fragment kijken, let op de non-verbale communicatie

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf voor jezelf op
• Hoe interpreteer jij de eerste gezichtsuitdrukkingen in de eerste situatie (scene 1)?

• Hoe interpreteer jij het oogcontact (scene 2)? 

• Wat zeggen de handgebaren jou (scene 3)?

• Welke boodschap komt bij jou binnen (scene 5, 6)?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht I
Bedenk situaties uit je eigen omgeving en ervaring, waarin mensen op een verkeerd been werden gezet door de beeldvorming over hen en de interpretatie van hun gedrag door een ander.
Schrijf die situaties voor jezelf op.

Slide 18 - Tekstslide

Observeren is iets anders dan waarnemen. Waarnemen doe je altijd, observeren doe je in een bijzondere situatie. Wanneer je observeert, doe je dit altijd doelgericht en volgens een bepaalde methode. Je formuleert dus altijd vooraf het doel van je observatie. Je beschrijft wie, wat, waar en wanneer je gaat observeren. Observeren gaat altijd over het gedrag. Dat ga je onderzoeken. Wanneer je observeert, is het van belang dat je niet interpreteert. Je bent zo objectief mogelijk. Objectief observeren is moeilijk, omdat je je niet mag laten beïnvloeden door je eigen mening, ervaring of betrokkenheid. Je mag dus alleen naar de feiten kijken.
Opdracht II
Ga bij jezelf na of je je momenten kunt herinneren waarin anderen (ouders, leraren, vrienden) jouw intenties en bedoelingen verkeerd interpreteerden, zodat je voelde dat iemand een verkeerd beeld van jou had of kreeg aangereikt. Schrijf die situaties voor jezelf op.

Slide 19 - Tekstslide

Met het grootste deel van deze informatie doe je helemaal niets. Je eet bijvoorbeeld een boterham met kaas. Je proeft dit, maar je doet niets met deze informatie. Het is normaal. Ook tijdens je werk ben je steeds bezig met waarnemen. Maar hier is het van belang dat je dit bewust doet. Je kijkt steeds bewust naar wat er met de cliënt of in de groep gebeurt. Het helpt je om de cliënt beter te leren kennen. Je weet wat de cliënt nodig heeft en daarop pas je de begeleiding aan.
Opdracht licentie
Communicatie en gedrag
#01 Communicatie
Kritische beroepssituatie
Opdracht 16. Kritische beroepssituatie

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies