12.2 Reacties op hormonen (zelfstandig)

12.2 Reacties op hormonen
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

12.2 Reacties op hormonen

Slide 1 - Tekstslide

Doel en begrippen 12.2
Je leert hoe cellen reageren op hormonen

groeihormoon, receptor, steroidhormonen, tyrosinehormonen, peptidehormonen, cascade, secundaire boodschapper, groeifactoren

Slide 2 - Tekstslide

Er zijn drie typen hormonen die op verschillende manieren een reactie veroorzaken in cellen

Slide 3 - Tekstslide

1. Steroïdhormonen
Steroïdhormonen zijn hydrofoob en bewegen makkelijk langs het celmembraan van fosfolipiden.
 
In het grondplasma van de cel vormt het hormoon met een eiwitreceptor een hormoon-receptor-complex. 

Slide 4 - Tekstslide

1. Steroïdhormonen
Dit complex activeert het DNA. 

D.m.v. transcriptie en translatie wordt een nieuw eiwit gevormd (= reactie), bijv. een enzym. 

Slide 5 - Tekstslide

2. Tyrosinehormonen
Hormonen gemaakt van het aminozuur tyrosine, zijn ook hydrofoob. 

Bereiken doelwitcellen op twee manieren: 
- net als steroïdhormonen d.m.v. binding aan een eiwitreceptor in het grondplasma (geldt bijv. voor thyroxine)
- net als peptidehormonen d.m.v. binding aan receptoren in het celmembraan (geldt voor adrenaline)

Slide 6 - Tekstslide

3. Peptidehormonen
Hormonen (primaire boodschappers) die de het celmembraan niet makkelijk passeren, binden aan eigen receptoren op de celmembraan. 

Slide 7 - Tekstslide

3. Peptidehormonen
Receptoreiwit zorgt voor activiteit in het G-eiwit en van een enzym in het celmembraan. 
Hierdoor wordt een secundaire boodschapper (klein molecuul, bijv. cAMP) geactiveerd die voor een reactie in de cel zorgt. 

Slide 8 - Tekstslide

BINAS 89B

Slide 9 - Tekstslide

Signaalstoffen in weefsels
Binnen weefsels communiceren cellen met elkaar:
- Groeifactoren kunnen buurcellen tot deling aanzetten.
- Prostaglandines activeren buurcellen door te koppelen aan een membraanreceptor, wat leidt tot een secundaire boodschapper. 

Slide 10 - Tekstslide

Hoe werken peptidehormonen?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Om binnen te komen en te binden aan een receptor in het cytoplasma, binden ze aan een transporteiwit
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.
D
Ze stimuleren de hypothalamus tot afgifte van neurohormonen.

Slide 11 - Quizvraag

Hoe werken steroidhormonen?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Ze werken als hulpstoffen, die hun buurcellen tot actie prikkelen.
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.
D
Ze stimuleren de hypothalamus tot afgifte van neurohormonen.

Slide 12 - Quizvraag

Hoe werken groeifactoren?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Ze werken als hulpstoffen, die hun buurcellen tot actie prikkelen.
C
Ze binden dan aan een receptor in het cytoplasma. Het gevormde complex heeft effect op het DNA.
D
Ze stimuleren de hypothalamus tot afgifte van neurohormonen.

Slide 13 - Quizvraag

Wat doen releasing hormonen (RH)?
A
Ze binden aan een receptor op het celmembraan met als gevolg een actie van de cel
B
Ze werken als hulpstoffen, die hun buurcellen tot actie prikkelen.
C
Ze stimuleren de adenohypofyse tot afgifte van hypofysehormonen
D
Ze stimuleren de hypothalamus tot afgifte van neurohormonen.

Slide 14 - Quizvraag

Welke stelling is onjuist?
A
Hormonen worden vervoerd via het bloed
B
Hormonen komen overal in het lichaam bij vrijwel elke cel
C
Alleen de cellen waar het hormoon voor bedoeld is reageert op het hormoon
D
Elke cel heeft receptoren waarmee hij verschillende hormonen kan ontvangen

Slide 15 - Quizvraag

Opdrachten
Maak opdracht 1 t/m 7 van 12.2

Slide 16 - Tekstslide