Wonen

Goedemorgen!
Welkom bij de les
Hoe gaat het?
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen!
Welkom bij de les
Hoe gaat het?

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Je leert woorden over wonen
  • Je kunt vertellen (розповідати) waar jij woont

Slide 2 - Tekstslide

Praat over de plaat
Opdracht: Kijk naar het plaatje. Wat zie je? Praat samen.

Slide 3 - Tekstslide

Programma
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Programma

Slide 5 - Tekstslide

Programma

Slide 6 - Tekstslide

Programma

Slide 7 - Tekstslide

Woorden
Oefening: Kijk naar het plaatje. Wat zie je? Schrijf het woord op het bordje.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Luister en schrijf de woorden
Oefening: Luister naar de docent. Schrijf de woorden in de tekst.
timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Luister en schrijf de woorden
  • huis
  • slaapkamers
  • beneden - boven
  • keuken
  • tuin - balkon
  • garage - schuur
  • zolder
  • bank
  • tafel
  • stoelen

Slide 22 - Tekstslide

Er is ... Er zijn ...
Er is een tuin. Er is geen balkon.
Er zijn twee slaapkamers. Er zijn geen kasten.

Slide 23 - Tekstslide

Praat samen over het huis
Oefening: Lees de vragen. Kijk naar het plaatje. Praat samen.

Cursist A: Lees de vraag.
Cursist B: Geef antwoord.

Slide 24 - Tekstslide

Programma
timer
10:00
Er is ... 
Er zijn ...

Slide 25 - Tekstslide

Waar woon jij? Praat samen
Cursist A: Vertel waar je woont. 
Cursist B: Stel drie vragen aan cursist A. Cursist A geeft antwoord.

Cursist B: Vertel waar je woont.
Cursist A: Stel drie vragen aan cursist B. Cursist B geeft antwoord.


timer
10:00

Slide 26 - Tekstslide

Einde van de les
De letters staan door elkaar.
Welke woorden zie je? Schrijf de woorden op.

Slide 27 - Tekstslide

Einde van de les
Opdracht: Kijk naar de letters. Welk woord is het? Schrijf de woorden.
Klaar? Maak een zin met het woord.

  1. de bdamaekr
  2. bdeenen
  3. de zloedr
  4. de keekun
  5. de mluebes
  6. de gragae
  7. de sucuhr
  8. het bkaoln


timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Einde van de les
  1. de bdamaekr = de badkamer
  2. bdeenen = beneden
  3. de zloedr = de zolder
  4. de keekun = de keuken
  5. de mluebes = de meubels
  6. de gragae = de garage
  7. de sucuhr = de schuur
  8. het bkaoln = het balkon


Slide 29 - Tekstslide

Schrijf samen zinnen
Cursist A: Kijk naar de zin. Zeg de zin tegen Cursist B.
Cursist B: Luister naar Cursist B. Schrijf de zin.

timer
15:00

Slide 30 - Tekstslide