Plein M KGT 1 - 2.2

Plein M KGT 1 - 2.2
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Plein M KGT 1 - 2.2

Slide 1 - Tekstslide

B.2) Welke woord hoort erbij?
'gebouw waar een god vereerd wordt'
A
Jupiter
B
Staatgoden
C
Tempel
D
Zuil

Slide 2 - Quizvraag

B.2) Welke woord hoort erbij?
'stenen paal'
A
Jupiter
B
Staatgoden
C
Tempel
D
Zuil

Slide 3 - Quizvraag

B.2.c) De Mensen in het Romeinse rijk moesten allemaal in dezelfde goden geloven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

B.2.c) Alle inwoners van het Romeinse rijk moesten de keizer vereren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

1
2
3
4
Joden kwamen in opstand tegen de Romeinen.
Joden kwamen in het hele Romeinse rijk terecht.
Joden moesten de keizer als een god vereren. 
Romeinen verjaagden de joden of namen ze mee als slaaf. 

Slide 6 - Sleepvraag

B.7) Hoe heet het gebedshuis van de Romeinen?
A
tempel
B
synagoge
C
kerk

Slide 7 - Quizvraag

B.7) Hoe heet het gebedshuis van de christenen?
A
tempel
B
synagoge
C
kerk

Slide 8 - Quizvraag

B.7) Hoe heet het gebedshuis van de joden?
A
tempel
B
synagoge
C
kerk

Slide 9 - Quizvraag

B.8.b) Elke kerkprovincie wordt geleid door een ...
A
bisschop
B
paus

Slide 10 - Quizvraag

B.8.b) De leider van de katholieke kerk is de ...
A
bisschop
B
paus

Slide 11 - Quizvraag

1
2
3
4
5
Christenen weigerden de staatsgoden te vereren. 
De keizers verboden het christendom. 
Het christendom werd de staatsgodsdienst. 
Keizers gaven de christenen de schuld van oorlogen, honger en ziektes. 
Keizer Constantijn gaf de christenen godsdienstvrijheid. 

Slide 12 - Sleepvraag

T.GT.6) Waarom werd in 395 het Romeinse rijk opgesplitst?
A
De keizer had 2 zonen.
B
Door misoogsten en veel honger.
C
West en oost had ruzie met elkaar.
D
Kleinere rijker zijn beter te verdedigen.

Slide 13 - Quizvraag

T.GT.8) Het begrip 'multiculturele samenleving' hoort WEL / NIET bij de samenleving van het Romeinse Rijk en bij het huidige Nederland.
A
WEL
B
NIET

Slide 14 - Quizvraag

T.K.5) Hoe werd het heilige boek van de christenen genoemd?
A
Thora
B
Bijbel

Slide 15 - Quizvraag

T.K.7) Welke twee kenmerken horen bij het jodendom?
A
geloven in één god
B
oppergod Jupiter
C
synagoge
D
tempel

Slide 16 - Quizvraag

T.2) Wat is waar?
A
mag alleen de staatsgoden en de keizer vereren
B
mag eigen god(en) houden en moet ook de staatsgoden vereren.
C
mag eigen god(en) vereren maar alleen in tempel
D
mag eigen god(en) houden maar die moeten meevechten

Slide 17 - Quizvraag

T.4) Wat is waar?
A
christenen geloven in meerdere goden
B
in Judea woonde het joodse volk
C
Joden vereerden in synagogen hun God en de Romeinse keizer
D
Romeinen vereerden Jezus

Slide 18 - Quizvraag

T.5) Waarom zagen de Romeinse keizers de opkomst van het christendom als bedreiging?
A
christenen de keizer niet als god wilden vereren
B
christenen voor onrust kunnen zorgen waardoor de keizer minder machtig zou worden

Slide 19 - Quizvraag

T.8) Welke twee zinnen zijn waar?
A
Constantijn droomde over de kruising van Jezus.
B
Constantijn was een aanhanger geworden van het Christendom.
C
Constantijn vereerde het Christendom door overal kruizen op te zetten.
D
Constantijn verloor een belangrijke oorlog door zijn droom.

Slide 20 - Quizvraag