5.7 t/m 5.18

Welkom!
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud van de les

  • Herhalingsvragen
  • Uitleg 
  • Maken opdracht 5.7 t/m 5.18
  • Tijd over: aan ondernemingsplan




Slide 2 - Tekstslide

Wat is een balans?
A
een overzicht van de bezittingen en schulden
B
Een overzicht van de vaste- en vlottende activa
C
een overzicht van de gekochte goederen
D
een overzicht van de voorraad

Slide 3 - Quizvraag

Is de balans een momentopname?
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Debiteuren zijn:
A
Klanten die al wel hebben gekocht maar nog niet hebben betaald
B
Klanten die al wel hebben gekocht en hebben betaald
C
De betaalmiddelen van een onderneming
D
Een ander woord voor bezittingen

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn crediteuren?
A
Een persoon/bedrijf waar de onderneming nog geld van krijgt
B
Een persoon/bedrijf die nog goederen moet leveren
C
Een persoon/bedrijf die de onderneming nog moet betalen.
D
Een persoon/bedrijf die nog schulden heeft.

Slide 6 - Quizvraag

Beantwoord deze vragen in tweetallen. Tijd: 5 minuten
Klaar? Wacht even rustig.

  1. Geef de naam voor de linkerkant van de balans. Geef ook de naam voor de rechterkant van de balans.
  2. In welke 3 categorieën kan de linkerkant verdeeld worden? Noem van iedere categorie ook één balanspost.
  3. In welke 3 categorieën kan de rechterkant verdeeld worden? 
  4. Wat is het verschil tussen de balanspost ‘inventaris’ en de balanspost ‘voorraad’?

timer
5:00

Slide 7 - Tekstslide

Voorraadgrootheden
Omdat de balans een momentopname is, kunnen de balansposten per moment verschillen.

De bezittingen en het vermogen heten daarom voorraadgrootheden, omdat de waarde ervan op een bepaald tijdstip wordt gemeten.

Slide 8 - Tekstslide

Mutatiebalans
  • Mutatiebalans: geeft weer welke balansposten met welke bedrag toe- of afnemen. Alleen de balansposten die veranderen en het bedrag waarmee, nemen we op in de mutatiebalans.
  • Je maakt niet steeds de hele balans opnieuw --> veel schrijfwerk --> aan het einde van de periode voeg je de mutaties samen en maak je één nieuwe balans


Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld mutatiebalans

Slide 10 - Tekstslide

Oefening

Eerst gaan we oefenen met mutaties

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Mutatiebalans oefening
Een bedrijf verkoopt een bedrijfsauto voor 3000 euro en ontvang dat bedrag per kas. 
Debet
Credit

Slide 13 - Tekstslide

Mutatiebalans oefening
Een bedrijf verkoopt een bedrijfsauto voor 3000 euro en ontvang dat bedrag per kas. 
Debet
Credit
auto    - 3000
kas      + 3000

Slide 14 - Tekstslide

Mutatiebalans oefening
Een bedrijf lost per bank 2500 euro af op een lening. Tegelijkertijd schrijven ze 1000 euro af van het bedrijfspand. 
Debet
Credit

Slide 15 - Tekstslide

Mutatiebalans lening
Een bedrijf lost per bank 2500 euro af op een lening. Tegelijkertijd schrijven ze 1000 euro af van het bedrijfspand. 
Debet
Credit
bedrijfspand   -1000
eigen vermogen  - 1000
bank                  -2500
Lening                     -2500

Slide 16 - Tekstslide

Ga aan de slag!

Maak eerst opdracht 5.7 t/m 5.18

Klaar? Laat het aan mij zien.
 Ga daarna verder met het ondernemingsplan

Tijd: huiswerk tot 15:00, daarna aan het ondernemingsplan

Slide 17 - Tekstslide