5.6 zien

5.6 ZIEN
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

5.6 ZIEN

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

5.6 leerdoelen
Ik kan
  • de onderdelen van het oog benoemen en hiervan de functie uitleggen
  • uitleggen wanneer iemand welke bril nodig heeft
  • uitleggen hoe/wanneer mensen scherp/ kleur kunnen zien
  • uitleggen hoe de hersenen de informatie van de ogen verwerken


Slide 3 - Tekstslide

succescriteria
  • je kunt de definitie van de volgende begrippen uitleggen: lens, pupil, netvlies, hoornvlies, harde oogrok, vaatvlies, straalvormig lichaam, iris, blinde vlek, gele vlek, staafjes, kegeltjes, voorste oogkamer, glasachtig lichaam, accomoderen, verziend, bijziend, lichtreceptoren, visuele schors, optisch chiasma

  • je kunt de de leerdoelen aan een ander uitleggen
  • je kunt de (examen)vragen over dit onderwerp goed (bijna foutloos) maken

Slide 4 - Tekstslide

deze les
5.6 zien

Manier 1:
Je werkt 5.6 zelfstandig door, je maakt gebruik van boek/ biologiepagina/ deze lessonup, je maakt de vragen in de lessonup.
Manier 2: 
Je doet mee met deze lesson-up en maakt tijdens de les aantekeningen.

Slide 5 - Tekstslide

5.6 zien
Ogen zijn een belangrijk zintuig voor de mens.

2/3 (!!) van de hersenschors is bezig met verwerken wat we zien.

Slide 6 - Tekstslide

bouw en functie
- vetkussens tussen oog en kas
- 6 oogspieren
- traanklier
- wimpers

Slide 7 - Tekstslide

bouw en functie
12. harde oorgrok met 1. spier
2. bindvlies wat op harde oogrok ligt (oogwit)
5. hoornvlies
13. vaatvlies
6. iris met 4. pupil
8. straalvormig lichaam (= 9 + 7)
9. accomodatiespier
7. lensbandjes  met 10. lens
11. glasachtig lichaam
14. netvlies met 15. blinde vlek en daarachter 16. oogzenuw


Slide 8 - Tekstslide

pupilreflex
De streepjes in je iris zijn de spiertjes (antagonisten).
- lengtespiertjes
- kringspiertjes

Pupilreflex (autonome zenuwstelsel) afhankelijk van hoeveelheid licht. 
Voorkomt overbelichting netvlies. 

Slide 9 - Tekstslide

Wat is de functie van de pupilreflex?
A
De hoeveelheid lichtregelen die op het netvlies valt.
B
Ervoor zorgen dat er steeds een scherp beeld op het netvlies staat.

Slide 10 - Quizvraag

Waar begint de reflexboog van de pupilreflex?
A
In de iris.
B
In het netvlies.

Slide 11 - Quizvraag

bouw en functie
gele vlek = recht achter pupil

hiermee zie je het scherpst (daar waar je naar kijkt, valt op dit gebied van het netvlies)

blinde vlek = even geen netvlies  (hiermee zie je niets) want daar verlaten zenuwcellen het oog.

Slide 12 - Tekstslide

accomoderen
= lens van vorm laten veranderen waardoor je het beeld scherp ziet

bolle lens nodig voor dichtbij (de natuurlijke vorm van een lens is bol van vorm)
plattere lens nodig voor veraf

- straalvormig lichaam (accomodatiespier) ontspannen is lens = platter trekken (veraf)
- straalvormig lichaam (accomodatiespier) aanspannen is lens= boller (dichtbij)


Slide 13 - Tekstslide

bril?
bijziendheid 
- dichtbij wel, veraf niet scherp zien
- oogbol is te lang
- beeld valt vóór het netvlies scherp 
- een holle/ - lens in je bril

verziendheid 
- veraf wel, dichbij niet scherp zien
- oogbol is te kort
- beeld valt ná het netvlies scherp 
- een bolle/ + lens in je bril

Slide 14 - Tekstslide

In ogen van de mens kunnen de volgende afwijkingen voorkomen:

1. De afstand tussen lens en netvlies is te groot.
2. Het hoornvlies is te bol.
3. De elasticiteit van de lens is te gering.

Elk van deze afwijkingen kan er de oorzaak van zijn dat men niet op alle afstanden scherp ziet.
Welke van deze afwijkingen kan of welke kunnen met behulp van een bril zodanig worden gecorrigeerd dat men wel scherp kan zien?
A
alleen 1 en 2
B
alleen 1 en 3
C
alleen 2 en 3
D
allemaal

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

aandoeningen
Staar (Cataract)

Het troebel worden van de ooglens.
Ouderdom (2/3 van 85+)
Lens vervangen.


Slide 17 - Tekstslide

Wat zijn de gevolgen van staar voor het functioneren van het oog?

Slide 18 - Open vraag

netvlies
staafjes 
  • lage drempelwaarde licht
  • verstopt in pigmentlaag
  • 1 zenuw aan meerdere staafjes
  • daardoor niet heel scherp, wel gevoelig voor waarnemen beweging
  • grijstinten (geen kleur)
  • rondom gele vlek en rest netvlies





Slide 19 - Tekstslide

netvlies
kegeltjes
  • hoge drempelwaarde licht 
  • in gele vlek, beetje daarbuiten
  • 1 zenuw aan 1 kegeltje
  • daardoor heel scherp zien
  • kleuren zien (ogen bewegen mee en hersenen vullen in dus zie je alles in kleur)
  • 3 soorten: rood/ groengeel/ blauw (meestal meerdere tegelijk geprikkeld voor mengkleur)



kegeltjes

Slide 20 - Tekstslide

In het netvlies van het menselijk oog bevinden zich kegeltjes en staafjes. Elk kegeltje is apart verbonden met één gevoelszenuwcel, terwijl meerdere staafjes samen met één gevoelszenuwcel verbonden zijn. Over de gevolgen van dit verschil in schakeling worden de volgende beweringen gedaan.
1. Door dit verschil in schakeling is de scherpte van het beeld dat met de staafjes wordt waargenomen groter dan de scherpte van het beeld dat met de kegeltjes wordt waargenomen.
2. Door dit verschil in schakeling kan met de kegeltjes kleur worden waargenomen en met de staafjes niet. Welke van deze beweringen is of welke zijn juist?
A
1 is juist
B
2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn beiden onjuist

Slide 21 - Quizvraag

van licht naar donker
Van een lichte een donkere ruimte inlopen..
In het donker op je smartphone kijken en daarna de donkere kamer in...

tijdelijke blindheid!

1. kegeltjes werken niet in het donker
2. staafjes zijn nog overprikkeld door licht, en de beschermde pigmentlaag moet nog wegzakken 

Slide 22 - Tekstslide

Iemand zit in een kamer die bijna niet verlicht is. Welke zintuigcellen werken er onder deze omstandigheden?
A
de kegeltjes
B
de staafjes
C
zowel de kegeltjes als de staafjes

Slide 23 - Quizvraag

aandoeningen
Staar (Cataract)

Het troebel worden van de ooglens.
Ouderdom (2/3 van 85+)
Lens vervangen.


Slide 24 - Tekstslide

twee ogen
- optisch chiasma (2)
- visuele schors links en rechts
- beelden hebben overlap en worden gecombineerd: hierdoor zie je diepte (stereoscopie).

Slide 25 - Tekstslide

Kan een paard diepte zien? Leg uit je antwoord uit (2p).

Slide 26 - Open vraag

oefenopgaven

Slide 27 - Tekstslide

Iemand wordt 's morgens vroeg wakker in zijn donkere slaapkamer. Hij doet het licht aan, terwijl hij nog slaperig voor zich uit staart. Over de veranderingen in de pupillen van zijn ogen in deze situatie worden vier beweringen gedaan.
1. De kringspieren in de irissen van zijn ogen trekken samen.
2. De kringspieren in de straalvormige lichamen van zijn ogen ontspannen.
3. De straalsgewijs verlopende spieren in de irissen van zijn ogen trekken samen.
4. De straalsgewijs verlopende spieren in de straalvormige lichamen van zijn ogen trekken samen.
Welke bewering is juist?
A
bewering 1
B
bewering 2
C
bewering 3
D
bewering 4

Slide 28 - Quizvraag

Tijdens een dropping word je op een zeer donkere avond in een geblindeerde bus vervoerd naar een plek buiten de stad. In een poging de richting te bepalen waarin je zult gaan lopen om uiteindelijk weer terug te komen bij het vertrekpunt, tuur je de omgeving af op zoek naar een lichtpuntje. Op een gegeven ogenblik zie je een zeer zwak lichtpunt. Bij je poging dit lichtpunt te fixeren, verdwijnt het steeds. Wanneer je in een richting kijkt iets terzijde van het lichtpunt, zie je het wél. Leg uit waardoor het lichtpunt verdwijnt wanneer je het probeert te fixeren en waardoor je het lichtpunt wel ziet wanneer je ernaast kijkt.

Slide 29 - Open vraag

Als binnenshuis een foto gemaakt wordt met gebruik van een flitser, hebben de mensen op de afdruk vaak rode ogen. Het rood van de ogen op de foto is het gevolg van de terugkaatsing van het flitslicht tegen de binnenkant van de oogbollen. Zie afbeelding.

Door welk van de aangegeven delen wordt de rode kleur van het weerkaatste licht veroorzaakt?
A
door de bloedvaten tegen het netvlies
B
door de iris
C
door de pigmentlaag
D
door het hoornvlies

Slide 30 - Quizvraag

Sommige fototoestellen geven vlak voor het maken van de opname een extra flits. Daarna wordt nogmaals geflitst en gelijktijdig de foto gemaakt.

Leg uit waardoor er dan minder kans is dat de ogen op de foto er rood uitzien. (2p)

Slide 31 - Open vraag

De ziekte van Alzheimer is een vorm van ouderdomsdementie. Amerikaanse onderzoekers hebben onlangs een test beschreven waarmee de ziekte van Alzheimer kan worden vastgesteld. Ze druppelen tropicamide in een oog van de te onderzoeken persoon. Bij Alzheimerpatiënten leidt dit tot een aanzienlijk grotere verwijding van de pupil dan bij andere mensen. Tropicamide wordt gewoonlijk toegepast door oogartsen die via de pupil het netvlies willen bekijken.

De wijdte van de pupil wordt geregeld via de pupilreflex.
Waardoor wordt de pupil verwijd?
A
door het samentrekken van de kringspier in de iris
B
door het samentrekken van de kringspier in het straalvormig lichaam
C
door het samentrekken van de straalsgewijs verlopende spier in de iris

Slide 32 - Quizvraag

Welke prikkel leidt onder normale omstandigheden tot het verwijden van de pupil?
A
een onscherp beeld in de iris
B
een onscherp beeld op het netvlies
C
te weinig licht op de iris
D
te weinig licht op het netvlies

Slide 33 - Quizvraag

Bij veel mensen is één oog 'dominant' over het andere oog. Dat wil zeggen: bij het kijken met beide ogen wordt het beeld dat je ziet het meeste bepaald door het dominante oog. Jurriën kijkt met beide ogen naar een kerktoren in de verte. Hij steekt zijn duim op en houdt die op een denkbeeldige lijn tussen zijn ogen en de kerktoren. Vervolgens sluit hij zijn rechteroog. De duim lijkt als het ware naast de kerktoren te springen. Als hij zijn linkeroog sluit, verspringt de duim niet. Welk oog is dominant bij Jurriën?
A
linker oog
B
rechter oog
C
te weinig licht op de iris
D
te weinig licht op het netvlies

Slide 34 - Quizvraag