Wonen in Nederland

Wonen in Nederland
Domein Leefomgeving

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wonen in Nederland
Domein Leefomgeving

Slide 1 - Tekstslide

Theorie
Leefomgeving - Water:
1. De Lage Landen bij de zee (kustbescherming)
2. Grote rivieren in de Lage Landen (rivieren en wateroverlast)

Leefomgeving - Stedelijke gebieden:
3. Leefbaarheid in stedelijke gebieden (Nederlandse steden)
4. De Randstad: toekomstige topregio? (Randstad)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
  • Hoe kun je de leefbaarheid van (woonwijken in) stedelijke gebieden beïnvloeden?
  • Hoe kan de Randstad in 2040 een duurzame en concurrerende topregio in Europa worden en wat zijn de gevolgen daarvan voor het gebied?

Slide 3 - Tekstslide

H3 Leefbaarheid in Stedelijke gebieden

Wonen in Nederland
Domein Leefomgeving

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoel
  • Welke soort wijken hebben zich de afgelopen eeuwen in de stedelijke gebieden gevormd? 
  • Welke stedelijke processen liggen daaraan ten grondslag? 
  • Welke kenmerken in de verschillende soorten wijken zijn van belang voor de leefbaarheid ervan? 
  • Met welke problemen, die verband houden met de leefbaarheid, hebben steden te maken en hoe probeert de overheid hier zicht op te krijgen? 
  • Hoe worden problemen rondom de leefbaarheid aangepakt? 
  • Hoe ontwikkelt de stad van de toekomst zich in een tijd waarin – naast de economie – kennis, duurzaamheid en creativiteit een steeds belangrijkere rol vervullen? 
  • Hoe proberen stadsbesturen de huidige vraagstukken die samenhangen met de nieuwe ontwikkelingen aan te pakken?

Slide 5 - Tekstslide

Nederland: stedelijke ontwikkeling

Slide 6 - Tekstslide

Stedelijke ontwikkeling
Urbanisatie: eind 19e, begin 20e eeuw, industriele revolutie

Suburbanisatie: jaren '60, welvaartstoename en komst auto

Re-urbanisatie: eind 20e eeuw

Slide 7 - Tekstslide

De stad
Functies?

Slide 8 - Tekstslide

De stad
Opbouw: 

Slide 9 - Tekstslide

Opbouw:
1a. Historische binnenstad: middeleeuwen, weinig wonen, compacte bebouwing. 
1b. Stadscentrum: centrale zakenwijk (station)

2. Oude woonwijken 19e eeuw: arbeiderswoningen, industriële revolutie, klein en donker, weinig voorzieningen -> gerenoveerd. Villa's verder van centrum af. 

Slide 10 - Tekstslide

Opbouw:
3. Oude woonwijken 1900-1940: urbanisatie zet door, woningwet, betere voorzieningen. Hoe verder van centrum, hoe groter. Jaren 30 woningen: groot met tuin (nu erg in trek). 

4. Naoorlogse wijken: woningnood -> snel en goedkoop, hoogbouw. 


Na jaren '60 welvaartstijging, dus koopwoningen. Jaren '70 individuele woonwensen (bloemkoolwijken, woonerven etc.)
+ Suburbanisatie: vertrekken jonge gezinnen uit stad naar nieuwe woonwijken rand stad en omliggende dorpen -> aanwijzen groeikernen. 

Slide 11 - Tekstslide

Re-urbanisatie
Suburbanisatie: verpaupering door wegtrekken koopkrachtige, jonge gezinnen. Armere, laagopgeleide bevolking blijft achter. 

-> Compactestadbeleid:
aantrekkelijk maken van de binnenstad

+ bouw Vinex-wijken: 
grootschalige nieuwbouwprojecten aan de rand van de stad. 

Slide 12 - Tekstslide

Vernieuwen stad
Uiterlijk stad veranderd constant door ontwikkelingen op verschillende gebieden. (Achterliggend doel: verbeteren leefbaarheid)

Stadsvernieuwing: renovatie en saneren, opknappen wijk 

Herstructurering: herinrichten wijk, aanpakken woningen en openbare ruimte -> aantrekken hoger opgeleide bevolking -> gentrification

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Leefbaarheid
hoe aantrekkelijk is een gebied om te wonen.

Weergegeven in buurtprofiel

Slide 15 - Tekstslide

Buurtprofiel
  • Woningkenmerken
  • Bewonerskenmerken
  • Kenmerken van de woonomgeving

Slide 16 - Tekstslide

Woningkenmerken

  • ouderdom
  • eigendom
  • woningtype
  • staat van onderhoud

Slide 17 - Tekstslide

Bewoners
kenmerken

  • Grootte huishouden
  • Etniciteit
  • Inkomen
  • Gezinsfase
  • Leeftijd bewoners

Slide 18 - Tekstslide

Woningkenmerken/bewonerskenmerken
Oudere, goedkopere, slecht onderhouden huurwoningen (flatwijken, vooroorlogse wijken) -> arme mensen (niet-westerse allochtonen, alleenstaande ouders, ouderen)

duurdere, goed onderhouden koopwoningen (jaren '30, vinex, monumentale stadswoningen -> hoger inkomen (gezinnen met kinderen en autochtonen)


Slide 19 - Tekstslide

Kenmerken woonomgeving
Openbare ruimte en mate van wijkvoorzieningen. 

Beïnvloeden sociale cohesie en sociale veiligheid. 

Slide 20 - Tekstslide

Sociale Cohesie
Het gevoel van saamhorigheid. Elkaar kennen en betrokken zijn bij elkaar. 

Slide 21 - Tekstslide

Sociale veiligheid
De beleving van de openbare ruimte bepaald ook de leefbaarheid.

Objectief: de cijfers rondom criminaliteit.
Subjectief: gevoel van veiligheid, verschilt per persoon. 

-> verbeteren: verandering inrichting openbare ruimte 
(toezicht, overzichtelijk, toegankelijkheid)

Slide 22 - Tekstslide

Stad van de toekomst

  • Kennisstad
  • Creatieve stad
  • Duurzame stad
  • Slimme stad

Slide 23 - Tekstslide

De stad
Concurrentie om de ruimte

Drie voorwaarden:
  • Goede leefbaarheid
  • stedelijke economische ontwikkeling
  • duurzame inrichting

Slide 24 - Tekstslide

Kennisstad
Van industrie naar kenniseconomie
> Innovatie
> Zakelijke dienstverlening

-> Science Park aan rand stad

-> Duale arbeidsmarkt: kloof hoog en laag opgeleid. 

Slide 25 - Tekstslide

Creatieve Stad
Creatieve sectoren aantrekken.

Broedplaatsen: industrieel erfgoed

-> Gentrification
proces waarbij nieuwe bewoners worden aangetrokken. Nieuwe woningen en buurtvoorzieningen. 
Nieuwe bewoners hebben hogere inkomens en opleidingen. 
De wijk wordt aantrekkelijker, maar het jaagt ook oude bewoners weg. 

Slide 26 - Tekstslide

Duurzame stad
Leefbare steden voor toekomstige generaties.

  • Groene energie
  • Recycling
  • Tegengaan lucht- en watervervuiling

Slide 27 - Tekstslide

Smart City

Slide 28 - Tekstslide

Hoe?
Publiek-Private samenwerking (PPS)

Samenwerking tussen:
Overheid (publiek): vertegenwoordigd belang van de bewoners
Bedrijfsleven (privaat): kostenbewust, meer specialistische kennis en efficiënter. 

Slide 29 - Tekstslide