2.5-2 Bacterie- en schimmelcellen 4H 2526

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Week van de studiekeuze

Mijn studiekeuze - carriërepad

Paragraaf 1 Dierenwelzijn

2.5 deel 2 Bacterie- en schimmelcellen

Lesdoel 2.5 

Aan het einde van de les kun je 

• de kenmerken van bacteriecellen vertellen
• de kenmerken van schimmelcellen vertellen
• de verschillen tussen de vier rijken uitleggen aan de hand van BINAS 78

Organellen

Welke weet je nog?

Zitten ze in plantencellen/in dierencellen/in allebei?

Vier rijken 

Vier rijken - celkenmerken

Vier rijken - celkenmerken

Autotroof: maakt eigen voedingsstoffen

Heterotroof: voedingsstoffen uit andere organismen

Vier rijken - celkenmerken

Prokaryoot: zonder celkern

Eukaryoot: met celkern

Bacteriecellen (meestal heterotroof/ prokaryoot)

DNA:

cirkelvormig DNA vrij in het cytoplasma

Bacteriecellen (meestal heterotroof/ prokaryoot)

Plasmide:

klein cirkelvormig DNA molecuul

Bacteriecellen (meestal heterotroof/ prokaryoot)

Celwand: altijd aanwezig

Bacteriecellen (meestal heterotroof/ prokaryoot)

Flagellen: zweepharen, voor voortbeweging

Bekijk BINAS 79A

Welke bacteriën zijn nuttig voor ons?

Welke termen ken je niet?

Schimmelcellen (heterotroof/ eukaryoot)

Celwand, vacuole.

Eencellige schimmels: gist

Bij de afbraak van glucose (buiten de mitochondriën) produceren ze alcohol en CO₂.

Hierdoor wordt brood luchtig en krijgen bier en wijn hun alcohol.

Meercellige schimmels

Veel schimmels eten dood organisch materiaal.

Meercellige schimmels: paddenstoelen

Paddenstoelen zijn de vruchtlichamen (sporenvormers/ verspreiders) van schimmels.

Het grootste deel van het organisme bevindt zich onder de grond (schimmeldraden).

Leerdoelen 2.5

15. Je benoemt de verschillen en overeenkomsten tussen bacteriën en schimmelcellen.

17. Je benoemt op celniveau de eigenschappen van planten, dieren, schimmels en bacteriën.

Huiswerk

Opdrachten 2.5 

leerdoelen 15 en 17