Bedrijvende en lijdende vorm

Leerdoelen:
Ik herken of het onderwerp in de bedrijvende of lijdende vorm staat.
Ik kan een zin in de bedrijvende of lijdende vorm zetten.
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen:
Ik herken of het onderwerp in de bedrijvende of lijdende vorm staat.
Ik kan een zin in de bedrijvende of lijdende vorm zetten.

Slide 1 - Tekstslide

Het onderwerp zoeken
Om te weten of een zin in de bedrijvende of de lijdende vorm staat, moet je eerst het onderwerp van de zin zoeken.

Verander de zin van enkelvoud naar meervoud of andersom.
De jongens schoppen de bal.
De jongen schopt de bal.
Ow =  de jongens

Slide 2 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp zoeken
Vervolgens is het belangrijk om het lijdend voorwerp te zoeken.

Wie/wat + onderwerp + gezegde?
De jongens schoppen de bal.
Wat schoppen de jongens?
LV = de bal

Slide 3 - Tekstslide

Bedrijvend/actief
Jara laat de hond uit.
In deze zin is Jara het onderwerp. Zij doet iets: zij laat de hond uit.
In deze zin verricht het onderwerp de handeling uit het werkwoordelijk gezegde. Zo’n zin noemen we bedrijvend of actief.
De hond is hier het lijdend voorwerp.




Andere voorbeelden van lijdende zinnen:
Het meewerkend voorwerp wordt uitgelegd.
De oefeningen worden gemaakt.

Slide 4 - Tekstslide

Andere voorbeelden van bedrijvende zinnen:

 
- De docent legt het meewerkend voorwerp uit.
- De leerlingen maken de oefeningen.

Slide 5 - Tekstslide

lijdend/passief
De hond wordt uitgelaten.
In deze zin is de hond het onderwerp en dus niet meer het lijdend voorwerp. Dit onderwerp doet zelf niets. In deze zin ondergaat het onderwerp de handeling van het werkwoordelijk gezegde. Zo’n zin noemen we lijdend of passief.

Slide 6 - Tekstslide

Andere voorbeelden van lijdende zinnen:

 
- Het meewerkend voorwerp wordt uitgelegd.
- De oefeningen worden gemaakt.

Slide 7 - Tekstslide

De hond wordt door Jara uitgelaten.
Het meewerkend voorwerp wordt door de docent uitgelegd.
De oefeningen worden door de leerlingen gemaakt.

Soms vind je in een lijdende zin ook informatie over wie iets doet. Dat zinsdeel begint dan met het woord door.

Slide 8 - Tekstslide

Lijdende zinnen bestaan altijd uit een vorm van worden of zijn + een voltooid deelwoord.
De hond wordt na het eten altijd uitgelaten (door Jara).
Bij thuiskomst is de afwas gelukkig al gedaan (door haar broer).


Slide 9 - Tekstslide

Je herkent een lijdende zin dus op de volgende drie manieren:
• Het onderwerp doet zelf niets, maar er wordt iets mee gedaan.
• Er staat een door-bepaling in, of die kun je er zelf bij bedenken. 
• Er staat altijd een vorm van worden of zijn + een voltooid deelwoord in de zin. 

Slide 10 - Tekstslide

Bedrijvende of lijdende zin?
De bal wordt geschopt.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 11 - Quizvraag

Bedrijvende of lijdende zin?
De kinderen drinken limonade.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 12 - Quizvraag

Bedrijvende of lijdende zin?
Word jij later docent aardrijkskunde?
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 13 - Quizvraag

Bedrijvende of lijdende zin?
De leerlingen maken de grammaticatoets.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 14 - Quizvraag

Bedrijvende of lijdende zin?
Deze grap werd me gisteren ook al geappt!
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 15 - Quizvraag

Bedrijvende of lijdende zin?
De toets wordt morgen afgenomen bij klas H2a.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 16 - Quizvraag

Bedrijvende of lijdende zin?
Ik ben geen groot liefhebber van poëzie.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 17 - Quizvraag

Bedrijvende of lijdende zin?
De speler heeft een prachtig doelpunt gemaakt.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 18 - Quizvraag

Bedrijvende of lijdende zin?
De brieven worden door de postbode bezorgd.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 19 - Quizvraag

Zet de volgende zin in de bedrijvende vorm:
De brieven worden door de postbode bezorgd.

Slide 20 - Open vraag

Zet de volgende zin in de lijdende vorm:
Ik laat elke morgen de hond uit.

Slide 21 - Open vraag