H4.3 Massamoord

Opdracht 1 t/m 4
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 51 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Opdracht 1 t/m 4

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen wat antisemitisme is en wat de rassenleer inhield.
  2. Je kunt beschrijven hoe de vervolging van Joden door de nazi’s verliep.
  3. Je kunt beschrijven hoe de vervolging van Joden in Nederland verliep.

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht-1
a. Van wie waren de schoenen die je hier ziet?
Van Joden die zijn omgebracht in het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau.
b.
Jaarlijks gaan veel scholieren naar Auschwitz-Birkenau. Vind jij het zinvol dat zij ook deze enorme berg schoenen te zien krijgen? Leg je antwoord uit.
Ja, je weet dat deze schoenen zijn afgenomen van mensen voordat ze werden vermoord. Hierdoor kun je je beter voorstellen wat hier is gebeurd.

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht-2
a.
Wat is een ander woord voor Jodenhaat?

b.
Je leest ergens ‘Adolf Hitler was een antisemiet’. Wat zou ‘antisemiet’ betekenen?
 

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht-2
a.
Wat is een ander woord voor Jodenhaat?
Antisemitisme.
b.
Je leest ergens ‘Adolf Hitler was een antisemiet’. Wat zou ‘antisemiet’ betekenen?
Iemand die Joden haat.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht-3
a.
Welk begrip past bij bron 2?
Rassenleer.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht-3
b.
Leg uit dat de bron past bij een totalitaire samenleving. Doe het zo:
In een totalitaire samenleving  ......

Dat past bij de bron, want  ... 

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht-3
b.
Leg uit dat de bron past bij een totalitaire samenleving. Doe het zo:
In een totalitaire samenleving controleren bestuurders het denken van
burgers.
Dat past bij de bron, want daar zie je hoe kinderen op school leren over
de ideeën van de nazi’s.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht-3
c.
Vanaf 1935 verbood Hitler huwelijken tussen Joodse Duitsers en andere Duitsers. Leg uit dat dat besluit past bij de rassenleer.


Slide 10 - Tekstslide

Opdracht-3
c.
Vanaf 1935 verbood Hitler huwelijken tussen Joodse Duitsers en andere Duitsers. Leg uit dat dat besluit past bij de rassenleer.
Volgens de rassenleer waren er sterke en zwakke mensenrassen. Als het sterke ‘ras’ vermengd zou raken met het zwakke ‘ras’, zou het sterke ‘ras’ verzwakken.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht-4
Deze paragraaf gaat over de Jodenvervolging. Wat betekent ‘vervolgen’ hier?

A Het met geweld onderdrukken van een bepaalde groep.
B Verdergaan met het werk waaraan begonnen is.
C Voor de rechter brengen vanwege een misdaad

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht-4
Deze paragraaf gaat over de Jodenvervolging. Wat betekent ‘vervolgen’ hier?

A Het met geweld onderdrukken van een bepaalde groep.
B Verdergaan met het werk waaraan begonnen is.
C Voor de rechter brengen vanwege een misdaad

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht-5a
 Geef twee voorbeelden van discriminatie van Joden in nazi-Duitsland.
– Bijvoorbeeld:  

– Bijvoorbeeld:  

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht-5a
Geef twee voorbeelden van discriminatie van Joden in nazi-Duitsland.
– Bijvoorbeeld: ze mochten niet in parken en zwembaden
komen.
– Bijvoorbeeld: Joden en niet-Joden mochten niet met elkaar
trouwen.

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht-5b
Wat veranderde er in 1942 in de Jodenvervolging?

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht-5b
Wat veranderde er in 1942 in de Jodenvervolging?
Vóór 1942 schoten de nazi’s Joden dood. Vanaf 1942
bouwden zij vernietigingskampen waar veel mensen tegelijk
gedood konden worden.
In het voorjaar van 1942 ging Aktion Reinhard van start, waarmee de systematische vernietiging werd ingezet. De Endlösung der Judenfrage (eind- of definitieve oplossing van het Joodse vraagstuk.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht-5c
Wat is de Holocaust?

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht-5c
Wat is de Holocaust?
De moord op zes miljoen Joden door de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Holocaust betekent 'brandoffer' (Oud-Grieks)

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht-6
a.
Welke grote verandering is te zien in deze bron?
 
b.
Geef een verklaring voor deze verandering.
 

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht-6
a.
Welke grote verandering is te zien in deze bron?
Het aantal Joden in het getto is tussen juli 1942 en 1943 enorm afgenomen.
b.
Geef een verklaring voor deze verandering.
Vanaf 1942 werden Joodse mensen naar vernietigingskampen afgevoerd.

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht-7
Gebruik bron 1, 3, 4 en 5.
Deze bronnen passen bij verschillende fases in de Jodenvervolging. Zet de bronnummers op de juiste plek.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Tekstslide

Auschwitz (de Poolse stad Oświęcim)
Birkenau was het grootste van de meer dan 40 kampen en subkampen die deel uitmaakten van het Auschwitz-complex. Toen de bouw in oktober 1941 begon, moest het een kamp worden voor 125 duizend krijgsgevangenen. Het werd in maart 1942 geopend als een filiaal van Auschwitz en diende tegelijkertijd als centrum voor de uitroeiing van de Joden. In de laatste fase, vanaf 1944, werd het ook een plaats waar gevangenen werden geconcentreerd voordat ze werden overgeplaatst naar Duitse fabrieken in het Derde Rijk.

Slide 27 - Tekstslide

Auschwitz
De meerderheid - ongeveer 90% - van de slachtoffers van het concentratiekamp Auschwitz stierf in Birkenau. Dit betekent ongeveer een miljoen mensen. De meerderheid, meer dan negen op de tien, waren Joden. Ruim 70 duizend Polen zijn in Auschwitz omgekomen of vermoord, m.n. Birkenau. Dat gold ook voor ongeveer 20 duizend Roma en Sinti (zigeuners),  Sovjet-krijgsgevangenen en gevangenen van andere nationaliteiten. 
Auschwitz is een Duits vernietigingskamp op Pools grondgebied.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Agenda
H4.3 | Massamoord
- Jodenvervolging, blz. 35
- Maken Opdr. 8 t/m 12

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Link

Opdracht-8
Bedenk een reden waarom Joden een Jodenster moesten dragen.
Zo waren Joodse mensen makkelijker te herkennen en konden
ze later makkelijker opgepakt en afgevoerd worden. 

Slide 40 - Tekstslide

Opdracht-9
Een aantal anti-Joodse maatregelen had als doel om het bezit van Joden af te pakken.
Bedenk waarom die maatregelen er ook voor zorgden dat Joden minder makkelijk konden onderduiken.
Als je geen geld had, was het moeilijker om te ontsnappen.
Dan kon je bijvoorbeeld je helpers niet betalen voor voedsel en
onderdak.

Slide 41 - Tekstslide

Opdracht 10
Stel, je bent een Joods kind in 1942 en je bent jarig. Op welke manier vier je je verjaardag?

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Opdracht-11
a.
Bedenk waarom Otto Frank in 1933 besloot om naar Nederland te verhuizen.

Slide 44 - Tekstslide

Opdracht-11
a.
Bedenk waarom Otto Frank in 1933 besloot om naar Nederland te verhuizen.
In 1933 was Hitler aan de macht gekomen. Otto Frank vreesde dat het leven voor Joden in Duitsland heel moeilijk zou worden en verhuisde naar Nederland.

Slide 45 - Tekstslide

Opdracht-11
b.
Is het verhaal van Anne Frank een goed voorbeeld van wat de meeste Joodse
Nederlanders meemaakten tijdens de oorlog? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: 
ja, want.....
 
Nee, ......

Slide 46 - Tekstslide

Opdracht-11
b.
Is het verhaal van Anne Frank een goed voorbeeld van wat de meeste Joodse
Nederlanders meemaakten tijdens de oorlog? Leg je antwoord uit.
Bijvoorbeeld: 
ja, want de meeste Joden in Nederland (73%)
werden weggevoerd naar de vernietigingskampen en stierven daar, net als Anne Frank. 
Nee, maar een klein deel van de Joden lukte het om onder te duiken.

Slide 47 - Tekstslide

Opdracht-12a

Slide 48 - Tekstslide

Opdracht-12b

Slide 49 - Tekstslide

Opdracht-12c

Slide 50 - Tekstslide

Huiswerk
H4.4 | Nederland bezet
lezen blz. 40 t/m 42
maken opdrachten 1 t/m 8

Maken 9 t/m 14

Slide 51 - Tekstslide