Wegbeschreibung und nach,zu,in

Wegbeschreibung
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Wegbeschreibung

Slide 1 - Tekstslide

Was weißt du schon?
Was weißt du schon über eine Wegbeschreibung? 
 
eine Wegbeschreibung = een routebeschrijving 
 
Schreibe auf den nächsten Slide mindestens 5 Wörter woran du denkst bei dem Wort 'Wegbeschreibung'.  
Am liebsten auf Deutsch

Slide 2 - Tekstslide

Wegbeschreibung

Slide 3 - Woordweb

geradeaus
die Ampel
die Kreuzung
links
rechts
der Kreisverkehr

Slide 4 - Sleepvraag

Redemittel!
Duits
Nederlands
Nehmen Sie die zweite Straβe links.
U neemt de 2e straat links. 
Gehen Sie über den Platz.
U gaat over het plein. 
Nehmen Sie die zweite Ausfahrt im Kreisverkehr.
U neemt de 2e afslag op de rotonde.
Gehen Sie an der Kirche vorbei.
U gaat langs de kerk. 
Gehen Sie bis zur Kreuzung.
U gaat tot aan de kruising. 
Überqueren Sie an der Ampel.
U steekt over bij het verkeerslicht. 
Biegen Sie rechts ab.
U buigt naar rechts af.  
Überqueren Sie die Brücke.
U steekt de brug over. 
Gehen Sie geradeaus.
U gaat rechtdoor. 
Gehen Sie die Straße entlang.
U loopt door de straat. 
Gehen Sie die Hügel hinauf. 
U loopt de heuvel op. 

Slide 5 - Tekstslide

Lesetexte

Lees de teksten op de volgende slides. 
Sleep het juiste woord dat op de lege plekken hoort te staan richting het tekstje.

Slide 6 - Tekstslide

(Let op. Eén antwoord bij elk tekstje.)
Je begint bij nummer 1. 

A: Entschuldigung, ich habe eine Frage: Wo ist die .........?

B: Das ist ganz einfach. Sie gehen hier geradeaus und dann rechts. Das ist die Hauptstraße. Da gehen Sie ungefähr 200 Meter. Dann sehen Sie links die ......... .

Post
Museum
Bahnhof
Theater
Rathaus

Slide 7 - Sleepvraag

(Let op. Eén antwoord bij elk tekstje.)
Je begint bij nummer 2.

A: Entschuldigung bitte! Ich suche das ..........

B: Hier ist die Bürgerstraße. Sie gehen hier geradeaus, ungefähr 200 Meter, und dann links. Das ist die Kirchstraße. Da sehen Sie rechts die Kirche. Gehen Sie dann rechts weiter. Das ist die Marienstraße. Dann immer geradeaus, ungefähr 300 Meter. Dort beginnt die Museumsgasse. Da finden Sie links das ........... 
Post
Museum
Bahnhof
Theater
Rathaus

Slide 8 - Sleepvraag

(Let op. Eén antwoord bij elk tekstje.)
 
Je begint bij nummer 3.

A: Wo ist hier der ........?

B: Gehen Sie hier geradeaus, ungefähr 200 Meter. Dann gehen Sie nach rechts, Richtung Marktplatz. Links sehen Sie dann den .........
Post
Museum
Bahnhof
Theater
Kirche

Slide 9 - Sleepvraag

(Let op. Eén antwoord bij elk tekstje.)
 
Je begint bij nummer 4. 

A: Entschuldigung, ich suche das ........

B: Gehen Sie die Hauptstraße Richtung Bahnhof, ungefähr 300 Meter. Biegen Sie dann rechts ab. Rechts ist der Bahnhof, links finden sie den Marktplatz. Sie gehen geradeaus. Dort beginnt die Marienstraße. Da gehen Sie nach links. Bei der zweiten Straße biegen Sie links ab. Dort finden Sie rechts das .........
Post
Museum
Bahnhof
Theater
Kirche

Slide 10 - Sleepvraag

Rangtelwoorden

eerste = erste

zweite= zweite

derde = dritte


weiter bis neunzehn   -te

ab

zwanzig - ste

Slide 11 - Tekstslide

Hoe zou je de uitleg van vandaag willen beoordelen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Willkommen! 
Heute: vertaling van 'naar'
nach
zu
in

Slide 14 - Tekstslide

Voorzetsel naar
Naar op 3 verschillende manieren vertalen nl.: 
- zu: 
1. Gebruik je bij personen (Ich gehe zur Oma).
2. Bij gebouwen en dingen (Ich gehe zum Bahnhof). 
Let op! Je zegt wel: Ich gehe nach Hause (dit is ook een ding, maar daar gebruik je dus nach).
- nach
1. Bij geografische namen zonder lidwoord (nach Berlin fahren)
2.In vaste combinaties (nach rechts/links /nach unten/oben, nach Hause.
- In:
1. Bij landen met lidwoord (in die Schweiz fahren).
2. Ergens naar binnen gaan (Ins Theater, ins Restaurant)

Slide 15 - Tekstslide

Nach
  • Geografische bestemmingen > nach Berlin, nach Frankreich, nach Harderwijk
  • Vaste uitdrukkingen > nach Hause, nach links, nach oben
  • Als het geen vaste richting uitdrukt > es riecht hier nach Kamille, er sehnt sich nach den Ferien

Slide 16 - Tekstslide

In
  • Vaste uitdrukkingen met een richting: ins Theater / ins Restaurant/ins Bett / ins Kino / in die Schule gehen, in die Schweiz / in die Niederlande / in die Türkei fahren.

Slide 17 - Tekstslide

Zu
  • Naar personen: zum Zahnarzt, zu meiner Oma, zu seinem Onkel, zu den Kindern gehen. Maar: zu Hause sein!
  • Naar zaaknamen: Zum Bahnhof, zur Schule, zur Post, zum Buchladen gehen und so weiter.

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 1: 
Beantwoord de volgende quizvragen...

Slide 19 - Tekstslide

Naar het theater gaan .... gehen
A
Nach dem Theater
B
Ins Theater
C
Im Theater
D
In den Theater

Slide 20 - Quizvraag

Naar huis gaan ....
A
Nach dem Haus gehen
B
Zu Hause gehen
C
Zum Haus gehen
D
Nach Hause gehen

Slide 21 - Quizvraag

Thuis zijn
A
Zu Hause sein
B
Zu dem Haus sein
C
Thaus sein
D
Bananeneis

Slide 22 - Quizvraag

Naar Nederland rijden
A
In Nederland fahren
B
In die Niederlande fahren
C
Nach Niederlande fahren
D
Zu den Niederlanden fahren

Slide 23 - Quizvraag

Naar bed gaan
A
Im Bett gehen
B
Maffen gehen
C
Ins Bett gehen
D
Schlaraffen gehen

Slide 24 - Quizvraag

Naar het station
A
Nach dem Bahnhof
B
Nach der Bahnhof
C
Zur Bahnhof
D
zum Bahnhof

Slide 25 - Quizvraag

naar Frankrijk
A
Zu Frankreich
B
nach Frankreich
C
Zur Frankreich
D
Nach Frankenland

Slide 26 - Quizvraag

Welke drie voorzetsels kun je gebruiken om 'naar' te vertalen - (alleen spatie ertussen)

Slide 27 - Open vraag

Fragen?

Slide 28 - Tekstslide