Les 3, grammaire D (13-05) 3vwo

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Pak je werkboek, aantekeningenschrift en etui.

Dagopening 'Wees niet bang'

Aujourd'hui, c'est mercredi

H3B / A3A / G3A

schema delend lidwoord op bord zetten

Le programme:

- Huiswerk bespreken B lire

- Grammaire D delend lidwoord

Les buts (leerdoelen):

- Aan het einde van de les....

1) kun je het delend lidwoord gebruiken

2) kun je een Nederlands gerecht omschrijven

Est-ce que tout le monde est présent?

- Zijn we compleet? Wie missen we?

Huiswerk bespreken:

Ouvre le livre à la page 16

Pak een rode of groene nakijkpen.

Ex. 9ABC + 10AB + 11AB

Ouvre le livre à la page vingt-deux.

Grammaire D

Het delend lidwoord (Ch.5D)

Startopdracht: kijk naar onderstaande zinnen. Wat valt op? Zoek een verklaring.

1) Je mange du fromage

2) Je mange de la viande

3) je bois de l'eau

4) je mange des légumes

Het delend lidwoord

Bestaat niet in het Nederlands.

Dus... als er in het Nederlands geen lidwoord voor het zelfstandig naamwoord komt, dan krijg je in het Frans het delend lidwoord.

Hoezo delend lidwoord?

Omdat het uit twee delen bestaat:

de + le --> du

de + la --> de la

de + l' --> de l'

de + les --> des

Je mange de la pizza (= vrl. ev.).

Explication: Delend lidwoord (1)

Delend lidwoord: Als je in het Nederlands geen lidwoord gebruikt. (Ik drink_koffie/zij eet_sla/ik wil graag_water, jij neemt_frietjes)

mnl	du	Je bois du café
vrl	de la	Elle mange de la salade
klinker/h	de l'	Je voudrais de l' eau
meerv.	des	Tu prends des frites

Explication: Delend lidwoord (1)

Vergelijk met het Engelse 'some'. 

I drink some coffee, she eats some salad, I would like some water, you take some fries. In het Nederlands zou je het woordje 'wat' erbij kunnen denken.

mnl	du	Je bois du café
vrl	de la	Elle mange de la salade
klinker/h	de l'	Je voudrais de l' eau
meerv.	des	Tu prends des frites

Delend lidwoord:

Let op:

In plaats van een delend lidwoord krijg je de/d' :

- (1) na een woord van hoeveelheid

- (2) na een ontkenning

Delend lidw. --> de/d'

Exemple (1):

J'achète des pommes. --> 

J'achète un kilo des de pommes.

J'achète beaucoup des de pommes.

Delend lidwoord:

Let op:

In plaats van een delend lidwoord krijg je de/d' :

- (1) na een woord van hoeveelheid

- (2) na een ontkenning

Delend lidw. --> de/d'

Exemple (2):

Je mange de la viande. --> 

Je ne mange jamais de la  de viande.

Tu ne prends pas de l'  d'eau?

Delend lidwoord:

Let op !!!

Na de werkwoorden

aimer / adorer / détester / préférer

krijg je geen delend lidwoord maar een bepaald lidwoord (= le / la / l' / les)

Delend lidwoord:

Exemple:

J'aime  du  le poisson. = Ik houd van vis.

Ook bij ontkenning:

Je n'aime pas de  le poisson. Ik houd niet van vis.

Koppel je laptop met de LessonUp.

Je mag de grammaticablokjes erbij houden voor het maken van je antwoord.

Het delend lidwoord wordt ook in het Nederlands gebruikt.

1. Juist
2. Onjuist

Wat is een delend lidwoord?

1. un, une
2. du, de la, de l', des
3. le, la, les

Welke uitspraak is fout over het "delend lidwoord"?

1. het geeft onbepaalde hoeveelheden aan
2. je gebruikt het na een getal
3. het bestaat niet in het Nederlands
4. 'de l' staat voor een klinker of stomme h

Tu veux ... coca (mnl. ev.) ?

Kies het juiste delend lidwoord.

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je mange ...... soupe (vrl. ev.).

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Wat gebeurt er met het delend lidwoord na:
een hoeveelheid / een ontkenning?

1. je gebruikt 2x een delend lidwoord
2. er verandert niets
3. delend lidwoord verandert in de / d'
4. delend lidwoord verandert in le/la/l'/les

Welk delend lidwoord? let op...

Je ne mange plus ........ viande.

1. de
2. d'
3. du
4. de la

Delend lidwoord
Bij het ontbijt, drink ik melk (mnl. ev.)

1. Au petit-déjeuner, je bois lait
2. Au petit-déjeuner, je bois du lait
3. Au petit-déjeuner, je bois le lait

Vul het juiste delend lidwoord in: let op...
Je ne bois pas ...... eau.

1. de
2. de la
3. de l'
4. d'

Wat gebeurt er met het delend lidwoord na:
aimer / adorer / préférer / détester ?

1. geen idee
2. er verandert niets
3. delend lidwoord verandert in de / d'
4. delend lidwoord verandert in le/la/l'/les

Vul het juiste delend lidwoord in:
J'adore ...... frites.

1. de
2. des
3. du
4. les

Au travail:

Qu'est-ce que tu vas faire? Ex. 15BCDE + 16ABC (denk eerst na over het lidwoord van het znw.) + 18 (gebruik phrases-clés)

Comment? Zelfstandig, fluisterend overleggen

Klaar? Ga leren vocabulaire B / herhalen vocabulaire A / werken aan een ander vak