H13: zwakke zuren en basen (§13.1 - §13.3)

Hoofdstuk 13: zwakke zuren en basen
Vandaag: §13.1, 13.2 en 13.3 zelfstandig
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 13: zwakke zuren en basen
Vandaag: §13.1, 13.2 en 13.3 zelfstandig

Slide 1 - Tekstslide

Paragrafen voor vandaag met LessonUp
  • korte herhaling § 13.1 & 13.2 
  • bestuderen van § 13.3

Maak de opgaves die horen bij de leerdoelen en lever deze in via Magister/TEAMS

Kom je er niet helemaal uit?  
  • Bestudeer dan nog eens zelfstandig deze 3 paragrafen in het boek
  • Schrijf op welke onderdelen je moeilijk vind
  • Deel deze met mij via TEAMS
Wat ga je vandaag doen?

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 13.1
  • Je leert de evenwichtsconstante van zwakke zuren berekenen.
  • Je leert de pH van een oplossing van een zwak zuur berekenen met behulp van de zuurconstante.
  • Je leert over het ionisatiepercentage van een zwak zuur.
  • Je leert de evenwichtsconstante van zwakke zuren berekenen.

Paragraaf 13.2
  • Je leert de evenwichtsconstante van zwakke basen berekenen.
  • Je leert de pH van een oplossing van een zwakke base berekenen met behulp van de baseconstante.
  • Je leert over de waterconstante.

Paragraaf 13.3
  • Je leert met het zuur-basekoppel voorspellen of een zuur-basereactie aflopend is.
  • Je leert zuur-basereacties verklaren met electronenparen.
  • Je leert Lewisstructuren tekenen.


Leerdoelen van deze les

Slide 3 - Tekstslide

Zuurconstante: de waarde van de evenwichtsconstante van een oplossing van een zwak zuur

Ionisatiepercentage: het percentage ionen dat een zwak zuur heeft afgestaan
Belangrijke concepten

Slide 4 - Tekstslide

Splitsen volledig op in ionen (alle moleculen) of nemen volledig H+ op.

Binas tabel 49: 
  • alles boven H3O+: sterk zuur
  • alles onder OH-: sterke base

Notatie altijd in ionen! Dus: HCl (aq)  H3O+(aq) + Cl- (aq)
Sterke zuren en basen

Slide 5 - Tekstslide

Splitsen gedeeltelijk in ionen. Er is sprake van een evenwichtsreactie

Binas tabel 49: 
  • alles onder H3O+: zwak zuur
  • alles boven OH-: zwakke base

Oplosreactie vb: HIO3 (aq) + H2O ⇆ H3O+ (aq) + IO3- (aq)
Notatie niet in ionen! Hele molecuul --> die is vaak voornamelijk aanwezig. 
Zwakke zuren en basen

Slide 6 - Tekstslide

  • Als een zuur heeft gereageerd, ontstaat zijn geconjugeerde base
  • Als een base heeft gereageerd, ontstaat zijn geconjugeerde zuur
  • Paren staan naast elkaar in BINAS 49

Alkaanzuren
  • een geconjugeerde base van een alkaanzuur                                        heeft als uitgang -oaat
  • bijvoorbeeld methaanzuur ➞ methanoaat 
Geconjugeerde zuur-basen paren

Slide 7 - Tekstslide

Wat verwacht je van de relatie tussen de pH en sterk zuur vs zwak zuur bij dezelfde concentratie?

Slide 8 - Open vraag

HIO3 (aq) + H2O (l) ⇆ H3O+ (aq) + IO3- (aq)

Kz = 

Hoe groter Kz, hoe sterker het (zwakke) zuur
 
BINAS 49: aan de linkerkant van de tabel 
De Kz: de zuurconstante

Slide 9 - Tekstslide

IO3- (aq) + H2O (l) ⇆ OH- (aq) + HIO3 (aq)

Kb = 

Hoe groter Kb, hoe sterker de (zwakke) base

BINAS 49: aan de rechterkant van de tabel 
De Kb: de base constante

Slide 10 - Tekstslide

Welke reactie hoort
bij deze
evenwichtsvoorwaarde?
A
H3O+ + Asp- ➞ HAsp + H2O
B
H3O+ + Asp- ⇆ HAsp
C
HAsp + H2O ➞ H3O+ + Asp-
D
HAsp + H2O ⇆ H3O+ + Asp-

Slide 11 - Quizvraag

HZ + H2O ⇆ H3O+ + Z-                       Kz = 


Z- + H2O ⇆ OH- + HZ                          Kb = 

Kz * Kb =                     *                     =                          = Kw

dus Kz * Kb = 1,0*10-14 bij 298 K
Verband Kz en Kb
HZZH3O+
ZHZOH
HZZH3O+
ZHZOH
H3O+OH

Slide 12 - Tekstslide

Rangschik de volgende zuren en basen van sterk zuur naar sterke base, (bijv; 2, 4, 3, 1):
1 zwavelzuur 2 NaOH-opl
3 NH3 4 CH3COOH

Slide 13 - Open vraag

Gehydrateerde metaalionen
  • Sommige metaalionen worden in water gehydrateerd. 
  • Dit complex is dan een zwak zuur. 
  • vb: Fe3+, Cr3+, Al3+, Fe2+, Pb2+, Cu2+, Zn2+
  • 6 watermoleculen hydrateren 1 metaalion
  • Aantrekking op lading en delta- van O

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

We hebben 2 oplossingen:
een oplossing van FeCl2 in water
een oplossing van FeCl3 in water 

Welke van de twee oplossingen zal de laagste pH hebben?
Waarom?
Effect van lading op de pH

Slide 16 - Tekstslide

We hebben een oplossing met Fe(II) en Fe(III). Welke van de twee oplossingen zal de laagste pH hebben? Waarom?

Slide 17 - Open vraag

  • In water vormen metaalionen een complex met water (hydratatie)

  • Fe(III) ionen hebben een hogere oxidatietoestand dan ijzer(II) ionen
  • Fe (III) ionen zijn dus elektrofieler dan de ijzer(II) ionen. 

  • Omdat Fe(III) ion electrofieler is, is er meer elektronenzuiging naar het metaalcentrum toe dan voor Fe(II) ion. 

  • Één van de water moleculen zal hierdoor sneller een H+ loslaten (gedeprotoneerd) 

  • Met de vorming van H3O+ in oplossing. De oplossing met FeCl3 zal dus zuurder zijn.
Effect van lading op de pH

Slide 18 - Tekstslide

Amfolyten
  • Deeltjes kunnen als zuur en als base reageren
  • Ontstaan vaak uit meerwaardige zuren/basen
  • vb: HCO3- 
  • Is Kb groter dan Kz --> pH wordt basisch
  • Kz groter dan Kb --> pH wordt zuur
  • Kz = 4,7*10-11
  • Kb = 2,2*10-8

Slide 19 - Tekstslide

Hoe goed heb jij de stof begrepen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 21 - Open vraag

Over welke 2 moeilijke onderwerpen wil je graag extra uitleg?

Slide 22 - Open vraag

Opdrachten § 13.1 - 13.3
Inleveren in Magister of TEAMS op dinsdag 20-4

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide