Les 11 Grenzen

Les 11 Grenzen
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 11 Grenzen

Slide 1 - Tekstslide

Voorbereiding - Checklist vertellen
  • Stoelen staan in een kring en iedereen zit. Buiten de kring staan eventueel tafels om te schrijven of er worden clip-boards gebruikt.
  • U bereidt een verhaal voor over een keer dat u meemaakte dat iemand uw grenzen over ging of dat u de grenzen van een ander over ging. U maakt eerst een lijstje van diverse ervaringen. Dan kiest u zorgvuldig er één uit en houdt rekening met de vertelvorm waarmee u de impact kan modereren. Houd het simpel, niet te groot qua emoties, een gemiddelde ervaring die kleur krijgt door details is meestal het effectiefst. De vorm waarin u vertelt staat model voor de deelnemers. Vertel precies en helder.
  • U bereidt de verbindingsvraag- uitnodiging voor. In deze les over grenzen: ‘Wie van jullie wil vertellen over een keer dat iemand anders je grenzen over ging of dat jij over een grens van een ander heen ging?’
  • Kleurpotloden.
  • Belletjes of ander instrument dat geluid maakt.
  • Een zwarte pen voor alle deelnemers.
  • A6-formaat papier.
  • A5-formaat papier.
  • U bereidt A4’tjes voor (staand) met een kader van 10 bij 10 centimeter midden-hoog gecentreerd.
  • A4-formaat karton om kaften van te maken en drie ringen om de kaften en bladen mee bijeen te houden. Vanzelfsprekend is hier eigen inbreng mogelijk, zolang het eindresultaat het karakter van een boekje heeft waaraan nog bladzijden kunnen worden toegevoegd.
  • Om de deelnemers in gevarieerde tweetallen te laten werken kunt u de deelnemers bij het binnenkomen of voorafgaand aan deze activiteit bijvoorbeeld gekleurde papiertjes laten trekken, waarna degenen met dezelfde kleur samen een team vormen. Een andere manier is deelnemers met opeenvolgende verjaardagen samen te laten werken. En zo meer...
  • Als u ook een drieluik wilt maken: bedenkt u vooraf een aantal perspectieven die passen bij het onderwerp, waarmee de deelnemers vervolgens aan de slag gaan. Het kan ook zijn dat in gebruikte lesmodules thema's staan die hierbij kunnen aansluiten.

    Checklist vertellen
    Uw ervaring dient als voorbeeld voor de deelnemers. U kunt met uw eigen ervaring het onderwerp introduceren en beïnvloeden wat en hoe anderen gaan vertellen.
    Let daarom op de volgende aspecten bij het vertellen over die ervaring:
  • Begin direct te vertellen, zonder te veel inleiding;    
  • Vertel precies en helder;
  • Zorg voor variatie in zinslengte en woordgebruik;
  • Houd de begin-midden-eindstructuur in de gaten;
  • Kies bewust welke bijvoeglijke naamwoorden u kunt gebruiken om extra kleur (informatie) te geven aan de deelnemers;
  • Als er dialogen voorkomen in de ervaring kunt u die ook in uw vertelling opnemen;
  • Neem details in uw vertelling op, waardoor uw ervaring meer tot de verbeelding spreekt;
  • Neem in de beschrijving van uw ervaring één of meer zintuiglijke waarnemingen op;
  • Wees zo volledig mogelijk. Vertel bijvoorbeeld met wie en waar u was, wat er precies gebeurde, hoe dat ging, hoe u zich voelde en hoe anderen reageerden;
  • Stel uzelf vragen als: Wat gebeurde er? Wat deed ik? Wat dacht ik? Wat voelde ik? Hoe reageerde ik? Hoe reageerden anderen? Wat werd er gezegd?;
  • Vertel uitsluitend over een werkelijk gebeurde ervaring. Plaats de ervaring niet langer terug dan drie maanden tot een jaar. Een uitzondering kunt u maken voor een thema als familie, waarbij de ervaringen zich duidelijk kunnen afspelen in het verleden;
  • Houd in de gaten hoelang u bezig bent met vertellen;
  • Vermijd het samenvatten van het verhaal en geef geen conclusie;
  • Oefen het vertellen van de eigen ervaring en het stellen van de verbindingsvraag met bijvoorbeeld een collega of vriend;
  • Zorg ervoor dat u zich bij het delen van uw eigen ervaring alleen richt op het losmaken van de verhalen van de deelnemers. Het is niet de bedoeling dat u op zo’n moment kennis overdraagt, omdat het puur gaat om iets wat u heeft beleefd en waarover u onbevangen vertelt. U wilt ook dat de deelnemers onbevangen over hun ervaringen vertellen, zodat ze zich niet beoordeeld voelen. Het gaat om de gelijkwaardigheid tussen de vertellers en niet om het checken van hun kennisniveau;
  • Soms - vooral als deze werkvorm nog onbekend is - wil er niemand vertellen. Dat is niet erg en kan worden opgelost door direct door te gaan met het maken van een lijstje. Maar het heeft de voorkeur dat de deelnemers zich uiteindelijk toch uitgenodigd gaan voelen en hun schroom overwinnen. Het vertrouwen van de deelnemers groeit met de veiligheid die zo worden ervaren;
  • Wanneer de vertelronde even stilvalt, ligt dat meestal niet aan het onderwerp. Er komen vanzelf weer nieuwe verhalen. Ga na één of twee verhalen in de kring met de volgende stap.
Elke keer lezen als een les eindigt en de deelnemers een bladzijde toevoegen aan hun een eigen boek, betekent dat reflectie zich op natuurlijke wijze ontwikkelt.

De bladindeling waarop de definitieve versie wordt geschreven, kan variëren gebaseerd op de inhoud van de les.

In de Beter Verwoorden-serie is gekozen voor een boekje in A4-formaat. In tweede instantie kunnen deze lessen ook uitgebreid worden met meer kennis, onderzoek en praktijk, daarom is er sprake van een drieluik (zie voorbeelden op de Grunberg Academie).
Vooraf
Wat gaan we doen?

  1. Spelen
  2. Vertellen&Schrijven&Tekenen
  3. Maken
  4. Presenteren
  5. Uitwisselen
timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

Vooraf - de ruimte 
Tijd: ± 2 minuten 
Uitleg: De stoelen staan in een kring. Iedereen zit. Op het bord/ flip-over staat de structuur van de les. 
U kunt dit ook even bespreken. 

Structuur Beter Verwoorden - Laat Je Zien:

Opmaat: Start dynamieken I&II (okergeel)
  1. Eigen ervaring (blauw)
  2. Kennis (donker roze)
  3. Doen - Presenteren (rood)
Evalueren (donker groen)
Reflecteren (donker blauw)

Het blad waarop de uiteindelijke versie wordt geschreven, kan variëren afhankelijk van de presentatievorm.

In de Beter Verwoorden-serie is gekozen voor een boekje op A4-formaat. In tweede instantie kunnen deze lessen ook worden uitgebreid met meer kennis, onderzoek en oefening, zodat er een drieluik ontstaat (zie voorbeelden op de Grunberg Academie).


START I 
timer
5:00
Test je kracht

Slide 3 - Tekstslide

Test je kracht
Duur: ± 5 minuten
Energieke oefening & spel
Uitleg; U staat met de deelnemers in een kring. U doet de bewegingen voor en de deelnemers doen hem na. U tikt op uw linker- en rechterschouder, armen, rug, billen, benen, hoofd en gezicht. U trekt aan uw eigen haar. Tijdens deze oefening legt u uit dat deze massage prettig kan zijn voor het lichaam. De deelnemers gaan zelf inschatten welke spierkracht zij willen gebruiken. 

Effect: kracht leren kennen, leren wat je fijn of niet zo fijn vindt en plezier. 
START II
timer
15:00
Ken je je grens?


Slide 4 - Tekstslide

II. Ken je grens A+B
Tijd: ± 15 minuten
Fysieke activiteit passend bij het onderwerp
Ken je grens A - ± 10 minuten
Uitleg: U doet deze oefening voor met een deelnemer. U en de deelnemer gaan tegen over elkaar zitten en de deelnemer raakt u aan op het gezicht of het hoofd. U geeft door middel van een duimgebaar aan hoe de aanraking ervaren wordt. De drie duimgebaren zijn: 
  • duim omhoog = fijn, 
  • duim naar beneden = niet fijn en
  • duim horizontaal = ertussenin. 

Ken je grens B -  ± 10 minuten
Uitleg
U deelt de deelnemers in tweetallen (nummers een en nummers twee) in en nodigt hen uit om in twee rijen, met een zo groot mogelijke afstand ertussen, tegenover elkaar te gaan staan. 
De nummers twee blijven staan terwijl de nummers een langzaam op hen aflopen totdat ze vlak voor hen staan en de neuzen van de schoenen elkaar raken. Nummers twee moeten het toestaan. Daarna komen de nummers een terug op hun plek.
Dan lopen ze opnieuw op de nummers twee af, maar nu mogen de nummers twee aangeven wanneer de nummers een moeten blijven staan. Dit geven ze aan met een handgebaar: stopteken. 
Terwijl de deelnemers deze oefening doen begeleidt u hen door te zeggen: ‘Let op je lichaam, wat kun je waarnemen? en hoe voel je je ?’ Daarna wordt er gewisseld en lopen de nummers twee op de nummers een af. En geeft u wederom begeleiding.

Effect: ervaren van je niveau van vertrouwen, voelen en inleven; het gezicht en fysieke ruimte zijn een kwetsbaar onderdeel van de mens en daarmee kun je goed je fysieke grenzen ervaren.
Omgangsvormen
  • Degene die aan het woord is wordt niet onderbroken.
  • Vragen kunnen na het vertellen worden gesteld. Vragen worden gesteld op basis van    nieuwsgierigheid en over iets dat nog onduidelijk is.
  • Geen commentaar op elkaar.
timer
2:00

Slide 5 - Tekstslide

Vooraf
Tijd: ± 2 minuten/ Hele groep
Uitleg: De deelnemers zitten in een kring. U bespreekt de omgangsvormen indien nodig. een eerste keer is het goed om de basisregels voor het uitwisselen samen met de deelnemers overeen te komen op basis van deze drie/vier voorgestelde basisregels.
Iedereen kent de omgangsvormen: 
  • Als iemand spreekt, luisteren de anderen zonder te onderbreken. 
  • Stel hier nooit vragen die gericht zijn op kennis. Het gaat om de ervaring.
  • Geen commentaar op elkaar. 
Afhankelijk van de deelnemers kan een vierde regel worden toegevoegd: je blijft op je eigen plek.

Het is handig om de regels zichtbaar te houden voor alle deelnemers. Als u denkt dat het gebruik van pictogrammen nuttig is voor uw deelnemers, doe dat dan.

Zo het gemakkelijker om aan te geven welk gedrag verwacht wordt zonder woorden te gebruiken en wordt voorkomen dat de flow van de les wordt onderbroken. De duidelijkheid bevordert de veiligheid.





Mijn verhaal vertellen
timer
3:00

Slide 6 - Tekstslide

Een eigen ervaring delen 
Tijd: ±3+4 minuten - alle deelnemers. U kunt besluiten tot ±2+5 als dat u beter lijkt.
InstructieU vertelt over een keer dat u meemaakte dat iemand uw grenzen over ging of dat u de grenzen van een ander over ging.; vervolgens kunnen er vragen worden gesteld*

Als u tijd wilt steken in delen in de kring stelt u de verbindingsvraag-uitnodiging: Wie van jullie wil vertellen over een keer dat iemand anders je grenzen over ging of dat jij over een grens van een ander heen ging?
De uitnodigings-vraag stelt pas u als de deelnemers voldoende vragen hebben gesteld nadat u uw ervaring-verhaal heeft gedeeld. U kunt deze uitnodiging ook meenemen bij de opdracht bij de dia 'De uitnodiging-Lijstje-Kiezen'.

U deelt uw ervaring met de deelnemers, rekening houdend met het volgende:
  • Begin direct te vertellen, zonder al te veel inleiding;
  • Vertel precies en duidelijk;
  • Houd in de gaten hoe lang u vertelt;
  • Vermijd een samenvatting van het verhaal en geef geen conclusie;
  • Wanneer u uw eigen ervaring deelt, zorg er dan voor dat u zich alleen richt op het losmaken van de verhalen van de deelnemers. Het is niet je bedoeling om op zo'n moment kennis over te dragen, want het gaat puur om iets wat je hebt meegemaakt en waarover je onbevangen praat. U wilt ook dat de deelnemers onbevangen over hun ervaringen praten en zich niet veroordeeld voelen. Het gaat om gelijkheid tussen de vertellers en niet om het controleren van hun kennisniveau;
  • Soms - vooral als deze werkvorm nog onbekend is - wil niemand van de deelnemers vertellen. Dit is geen probleem en kan worden opgelost door direct door te gaan met lijstje maken. Maar het is beter dat de deelnemers zich uiteindelijk uitgenodigd gaan voelen en hun schroom overwinnen. Het vertrouwen van de deelnemers groeit met de ervaren veiligheid;
  • Als de vertelsessie een tijdje stopt, ligt dat meestal niet aan het onderwerp. Nieuwe verhalen komen vanzelf. 
  • Ga na één of twee verhalen in de kring verder met de volgende stap. Of als u minder tijd heeft kunt u gelijk doorgaan met de uitnodiging en lijstje maken van ervaringen en kiezenIn deze les gaat het om ervaringen die de deelnemers hebben gehad met fruit...
  • Als iemand vertelt dan luisteren de anderen tot de verteller klaar is en mag dan vragen stellen over de gedeelde ervaring. 

Belangrijk*
Geef ruimte aan vragen over de ervaring, geen vragen over kennis.
U nodigt de deelnemers uit om vragen te stellen over de gerelateerde ervaring over nieuwsgierigheden die ze hebben of iets dat onduidelijk blijft.
 

Luisteren en vragen stellen
timer
4:00

Slide 7 - Tekstslide

Eigen ervaring - Luisteren en vragen stellen
Tijd: afhankelijk van de keuze die u maakt ±4 of 5 minuten 
Uitleg: Als u uw ervaring gedeeld heeft krijgen de deelnemers de gelegenheid om vragen te stellen over iets wat ze nog niet duidelijk vinden of iets waar ze meer over willen weten. Het is belangrijk om aan te geven dat de vragen alleen kunnen gaan over dat wat u heeft gedeeld. dus niet over de kelder van schoenen of zo iets anders. Als er gelegenheid is kan een van de deelnemers een eigen ervaring delen die natuurlijk opkomt. Ook dan krijgen de anderen de gelegenheid tot vragen stellen.

Effect: Uitwisselen verbetert het luisteren en maakt het stellen van vragen mogelijk. Deelnemers ervaren hoe het is als anderen aandachtig naar hen luisteren, hoe het is om vragen te krijgen en wat ze daarmee kunnen doen. Dit proces verloopt op natuurlijke wijze. Elke keer wordt een verteller beter in het vertellen en worden de luisteraars scherper in het luisteren.
Rondgeven van materialen
timer
2:00
A8

Slide 8 - Tekstslide

Rondgeven van materialen
Tijd: 2 minuten
Instructie: Je krijgt een stapeltje papiertjes, neem er een af voor jezelf en geef de rest door aan je buurman/vrouw.
Je krijgt pennen, neem er een voor jezelf en geef de rest door.










De uitnodiging - Lijstje - Kiezen
1.

2.

3.
timer
3:00

Slide 9 - Tekstslide

Eigen ervaring: De uitnodiging - Lijstje - Kiezen
Tijd: 2-4 minuten
Instructie: 
  • Schrijf op je papiertje nu 1.-2.-3.  Zie het voorbeeld op het bord.
  • Ga bij jezelf na welke ervaringen je hebt gehad dat iemand anders je grenzen over ging of dat jij over een grens van een ander heen ging? Kies er drie en schrijf iedere ervaring in één woord op. Het is alleen bedoeld zodat jijzelf met dat woord je gelijk herinnert wat je meemaakte. Dit is voor jezelf en blijft privé. Heb je niet drie ervaringen geen probleem. Heb je meer ervaringen kan je het lijstje uitbreiden.
  • Kies de ervaring die je met de groep kunt en wilt delen. 
  • Omcirkel deze keuze.
  • Berg de pen op.




Delen in tweetallen
timer
6:00

Slide 10 - Tekstslide

Eigen ervaring - Delen in tweetallen
Tijd: 6-10 minuten
Instructie: De deelnemers worden in tweetallen verdeeld (verschillende manieren mogelijk) door ze een nummer 1 of nummer 2 te geven. Geef duidelijk aan dat het tweetal zo gaat zitten dat ze elkaar kunnen zien. Vervolgens krijgen ze de opdracht om hun gekozen ervaring te vertellen, nummer 1 begint. Nummer 2 luistert en wacht tot het einde om vragen te stellen over dingen die onduidelijk of interessant zijn. Wissel vervolgens de rollen om. Laat een geluid klinken als aanwijzing dat de rollen wisselen.

De deelnemers ervaren hoe het is als anderen aandachtig naar hen luisteren, hoe het is om vragen te krijgen en wat ze daarmee kunnen doen. Dit proces verloopt natuurlijk. Elke keer wordt een verteller beter in het vertellen en worden de luisteraars scherper in het luisteren. 

Effect: De deelnemers oefenen met de werkvormen van Laat je zien aandachtig luisteren. Ze ervaren plezier als hun eigen ervaringen de aandacht krijgen die ze verdienen en kunnen op hun beurt anderen dit plezier ook geven. Door met aandacht te luisteren oefenen de deelnemers tegelijkertijd hun focus en concentratie.


Rondgeven van materialen
timer
2:00
A6

Slide 11 - Tekstslide

Rondgeven van materialen
Tijd: 2 minuten
Instructie: Je krijgt een stapeltje papiertjes, neem er een af voor jezelf en geef de rest door aan je buurman/vrouw.

De pen die je eerder hebt opgeborgen kun je nu weer pakken en gebruiken.







Schrijf jouw verhaal - versie 1   
timer
10:00

Slide 12 - Open vraag

Eigen ervaring - Schrijf je verhaal - versie 1
Tijd: 5-10 minuten - Individueel
Instructie: Schrijf nu je verhaal op het A6 papier (gebruik het verticaal) zoals je het hebt verteld aan je teamgenoot. Schrijf het zoals je het hebt verteld, niet ingekort of samengevat.
Je gaat na of je de dingen die je vertelde naar aanleiding van de vragen van je gesprekspartner in je verhaal kunt opnemen. 
Als je lang hebt verteld kun je een gedeelte kiezen om op te schrijven. 
Je gaat de eerste versie van je tekst opschrijven. Als je vragen hebt, laat het even weten door je hand op te steken of naar me toe te komen.

Afhankelijk van de zelfstandigheid van de groep kunt u rondlopen of kiezen voor een vaste plek. 
Als u op een vaste plek gaat zitten laat dan de deelnemers een voor een aanschuiven. Instructie: Bij vragen kan je naar mij toekomen maar alleen als er niemand anders staat. Maak je geen zorgen iedereen komt aan de beurt.

Het schrijven gebeurd eerst in het klad. Er kan gekozen worden voor verschillende manieren om het klad te redigeren. U kunt beslissen of de deelnemers het verhaal in LessonUp of op hun blad schrijven.
Bij de directe vorm schrijft de deelnemer versie 1 - klad, kijkt het na, corrigeert het, en schrijft als laatste de definitieve versie 2 op de 'nette' bladzijde voor zijn/haar boek. 

Bespreken en editten van teksten kan op verschillende manieren. In de serie Beter Verwoorden wordt meestal de kortste manier gebruikt, 'Snel in het net - versie 2'. Als u in teams wilt laten werken kunt u kiezen voor ' Langer in het net - versie 2'
Rondgeven van materialen
timer
2:00
Eindversie bladzijde

Slide 13 - Tekstslide

Rondgeven van materialen
Tijd: 2 minuten
Instructie: Je krijgt een stapeltje eindversie bladen, neem er een af voor jezelf en geef de rest door aan je buurman/vrouw.

De pen die je eerder hebt opgeborgen kun je nu weer pakken en gebruiken.

Voorbereiden
  • Voor elke deelnemer een A4 blad met kader van 10 bij 10 cm. minimaal.







1. Snel in het net - versie 2
timer
10:00

Slide 14 - Open vraag

Eigen ervaring - 1. Redigeren - Snel
Zelfstandig bewerken - versie in het net
Tijd: ±10 minuten
InstructieLees je tekst rustig na op spelfouten. Verbeter in je klad-versie 1.
Bij twijfel steek je je vinger op en stel je een vraag. 
U schrijft het antwoord op het bord zodat de andere deelnemers het kunnen zien, een tijdelijk openbaar woordenboek.
Algemene instructies die u kunt voorbereiden op het digi/bord of groot vel papier:
  • Controleer of je zinnen met een hoofdletter bent begonnen en of je een punt hebt gebruikt aan het einde van een zin.
  • Controleer bij het herlezen of je rekening hebt gehouden met de structuur van je verhaal: een begin - midden - einde. De deelnemers kunnen desgewenst zinnen toevoegen om deze structuur aan hun verhaal toe te voegen.
  • We hebben deze regels al besproken, lees je tekst nog eens na en kijk of je ze gebruikt hebt. U geeft een overzicht van de regels voor grammatica, zinsbouw of spelling die op dit moment bekend zijn bij de deelnemers zodat de deelnemers hun tekst hierop kunnen controleren. Een overzicht hiervan kan door u worden verstrekt op posters/digibord. De deelnemers kunnen ook een schrift hebben met regels.
U kunt besluiten om een uitgebreidere vorm van redactie op te nemen. Dit kan op verschillende manieren gebeuren:
  • Bewerken in tweetallen - licht         Tijd: ± 10 minuten (dia Langer in het net in dit lesplan)
  • Bewerken in tweetallen - intensiever Tijd: ± 20 minuten
  • Klassikaal redigeren                           Tijd: ± 50 minuten
  • Redactie kantoor                                 Tijd: ± 55 minuten
Redactie in tweetallen - licht 
Instructie voor de deelnemers
  1. U maakt tweetallen en geeft aan dat de deelnemers in hun tweetallen hun teksten uitwisselen.
  2. Nummer één leest de tekst van nummer twee voor en andersom.
  3. Neem de tijd, bereid het voorlezen voor en laat je teamgenoot zijn tekst horen. Voorlezen laat een tekst klinken en brengt hem tot leven. Het geeft de schrijver de gelegenheid om zijn eigen woorden terug te horen en te luisteren en te ervaren of zijn tekst klopt qua ritme, zinsbouw en inhoud. Het stimuleert het bewustzijn van het effect van de geschreven tekst en hoe die door de ander wordt begrepen.
  4. De deelnemers kunnen nu hun eigen tekst aanpassen op basis van wat ze hebben gehoord en de instructies van de onafhankelijke redactie. Het gaat om het aanscherpen van formuleringen en het eventueel toevoegen van extra informatie die je verhaal duidelijker maakt.

Redactie in tweetallen - intensiever
Instructie voor de deelnemers
  1. U maakt tweetallen en geeft aan dat de deelnemers in hun tweetallen hun teksten uitwisselen.
  2. De deelnemers lezen elk de tekst van de ander uit hun team en onderstrepen de woorden waarover ze twijfelen. Soms twijfelt de lezer over iets maar klopt het wel, dat is geen probleem. Alle onderstreepte twijfels (spelling, grammatica en stijl) moeten zoveel mogelijk als vragen worden geformuleerd.
  3. Het is de bedoeling dat de deelnemers de teksten in gesprek doornemen. De schrijver krijgt zijn eigen tekst terug met de onderstreepte woorden. Als team nemen de deelnemers alle vragen door en proberen ze op te lossen (woordenboeken, Ipads/telefoons en boeken ter ondersteuning).
Alle tweetallen werken zelfstandig en kunnen u vragen stellen als ze een expert nodig hebben. 
U schrijft antwoorden over spelling op het bord en creëert zo een klassikaal woordenboek -naslagwerk. 
Nadat de teksten zijn besproken, begint elke eigenaar met het herschrijven van zijn eigen tekst, definitieve versie.

Redactie in de klas
Klassikaal werken aan teksten gebeurt door samen te kijken naar een tekst van een van de deelnemers, die de leertekst wordt genoemd.
Deze werkvorm komt uit Taalvorming.

Instructie:

  1. U en een deelnemer spreken af de tekst voor de klas te bewerken.
  2. De andere deelnemers worden verdeeld in groepjes van drie tot vijf. 
  3. In elke groep wijst u een secretaris aan door een van de deelnemers in die groep pen en een strook papier te geven. De secretaris schrijft de vragen van zijn groepje op.
  4. De deelnemer die zijn tekst openbaar laat bewerken, leertekst, kiest een groep deelnemers die zijn googelaars en/of woordenboekspecialisten worden.
  5. De deelnemer met de leertekst schrijft zijn tekst op het (digi)bord.
  6. De andere deelnemers lezen de tekst en bereiden per groepje één tot drie vragen voor over de tekst: over spelling, grammatica, stijl en formulering. De opmerkingen die ze hebben moeten in vragende vorm zijn. De secretaris schrijft ze op.
  7. Als de groep klaar is met de vragen, komt een van hen, niet de secretaris, naar voren om de woorden waaraan de vragen zijn gekoppeld in de leertekst te onderstrepen. Verschillende groepen kunnen een vraag stellen over dezelfde delen van de tekst (elke groep heeft zijn eigen kleur). Nu hebben alle groepen de vragen die in de leertekst staan aangegeven.
  8. U kunt ook drie vragen stellen en daarmee richting geven aan de kennis die ze wil overbrengen. Zij voegt haar vragen als laatste toe.
  9. De eigenaar van de leertekst begint zijn tekst te lezen, wanneer hij een vraag tegenkomt, zichtbaar door een teken of onderstreping, stopt hij en vraagt de groep die de vraag heeft onderstreept de vraag hardop voor te lezen. Het antwoord op de vraag mag de lerende tekstdeelnemer zelf geven met de leraar en zijn googelaars/woordenboekspecialisten als ondersteuners.
Als de deelnemer van de leertekst te verlegen is, neemt u een grotere rol op zich. Het proces is gericht op het samen leren van de tekst. Niet om iemand op zijn fouten te wijzen. De vragen worden dus één voor één behandeld. Zo komen verschillende regels van grammatica, spelling en stijl aan bod. De facilitator kan naar behoefte en niveau extra uitleg geven. De deelnemers maken aantekeningen. U kunt belangrijke regels die nog niet algemeen bekend zijn extra ondersteunen door ze langere tijd zichtbaar te houden in de klas. 

De keuze van de vorm waarin kennis wordt aangeboden hangt af van het niveau van de deelnemers en de fysieke mogelijkheden in de leeromgeving. Na de behandeling van de leertekst zijn allerlei punten besproken waarmee anderen nu ook hun eigen teksten kunnen gaan bewerken/verbeteren. Dit kan in tweetallen en individueel (zie Zelf bewerken of Bewerken in tweetallen). De punten kunnen op het digibord staan, op een poster aan de muur of in het notitieboekje/ schrift van elke deelnemer.

Redactiebureau 
Als de groep gevorderd is, kan de begeleider een "redactiebureau" opzetten. Een groep deelnemers controleert de verhalen op spelfouten, interpunctie en zinsbouw. Ze corrigeren de tekst niet, maar onderstrepen wel woorden waarover een vraag bestaat. Ze kunnen ook schriftelijk een inhoudelijke vraag stellen aan de schrijver van de tekst. De deelnemers rouleren zodat iedereen de kans krijgt om te experimenteren met de rol van redacteur.


2. Langer in het net - versie 2
timer
20:00

Slide 15 - Open vraag

Eigen ervaring - 2. Redigeren - Langer - Tijd: 2x10 minuten
Tekst in het net - A. Tussentijds voorlezen
Tijd: ± 1x10 minuten
Instructie: Twee aan twee lezen de deelnemers elkaars tekst voor. De schrijver kan zo aandachtig luisteren en ervaren of zijn tekst qua ritme, zinsbouw en inhoud klopt. De lezer oefent zijn lezen (uitspraak, verstaanbaarheid en ritme). Daarna draaien de rollen om. Zo heeft iedereen zijn tekst gehoord, een voorbereiding op het redigeren. 

B. In het net schrijven - versie 2
Tijd: ± 10 minuten/ Individual
Instructie: Nu je weet hoe je je tekst kunt aanpassen zodat hij beter kan worden begrepen door een lezer schrijf je je tekst nog een keer op. Je schrijft op het antwoordblad of op het speciaal daarvoor uitgereikte papier.* Schrijf je tekst nu precies onder het kader. Neem alle suggesties voor verbeteringen mee. Dit is de laatste versie van je tekst. Als je vragen hebt, laat het even weten.** 

Bij het editten kunnen de deelnemers in hun team overleggen. Ook kunnen  ze u benaderen met vragen. U schrijft antwoorden over spelling op het bord, waardoor een klassikaal woordenboek ontstaat. 

Algemene instructies die u kunt voorbereiden op het digi/bord of groot vel papier:
Controleer of je zinnen met een hoofdletter bent begonnen en of je een punt hebt gebruikt aan het einde van een zin.
Controleer bij het herlezen of je rekening hebt gehouden met de structuur van je verhaal: een begin - midden - einde. De deelnemers kunnen desgewenst zinnen toevoegen om deze structuur aan hun verhaal toe te voegen.
We hebben deze regels al besproken, lees je tekst nog eens na en kijk of je ze gebruikt hebt. U geeft een overzicht van de regels voor grammatica, zinsbouw of spelling die op dit moment bekend zijn bij de deelnemers zodat de deelnemers hun tekst hierop kunnen controleren. Een overzicht hiervan kan door u worden verstrekt op posters/digibord. De deelnemers kunnen ook een schrift hebben met regels.

In het net schrijven is een training in precisie: het reflecteren op de kladversie, het verbeteren van woorden en zinsopbouw en het oefenen van de fijne motoriek. Het vergt concentratie op allerlei niveaus. De verhalen van de schrijvers krijgen zo de aandacht die ze verdienen. 

Na het in het net schrijven van hun tekst gaan de deelnemers verder met het maken van een beeld. De docent kan ook kiezen om deze opdracht uit te stellen tot een moment waarop de energie van de groep vraagt om rust of ontspanning.

* Het papier waarop de tekst in het net geschreven wordt kan variëren afhankelijk van de presentatievorm. In de serie Beter Verwoorden is gekozen voor een boekje op A4-formaat. In een tweede instantie kunnen deze lessen ook worden uitgebreid met meer kennis, onderzoek en praktijk, daarvoor is er een drieluik-blad als presentatievorm (zie de voorbeelden). 

**Afhankelijk van de zelfstandigheid van de groep kan de docent rondlopen of kiezen voor een vaste plek.


Bewust kijken naar de grens
Vierkant 
10 bij 10
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Eigen ervaring - Beeld -
Bewust kijken naar de grens
Tijd: ± 10 minuten - individueel
Uitleg: De deelnemer tekent met een zwarte pen de gebeurtenis uit zijn gekozen ervaring. 
U deelt kleurpotloden uit (willekeurig), één per deelnemer. 
De deelnemer kleurt het onderdeel van de gebeurtenis dat de grens aangeeft, verbeeld, met het kleurpotlood in. 

Voorbereiden
  • Een zwarte pen voor iedere deelnemer.
  • Kleurpotloden.
  • A4’tjes (staand) met een kader van 10 bij 10 centimeter midden-hoog gecentreerd.
Als de pagina af is doen de deelnemers hem in hun boekje.
timer
10:00
Improvisatie

Slide 17 - Tekstslide

Kennis - Improvisatie van toneelscènes
Tijd: ± 15 minuten/ Groepjes van vier
Uitleg: De deelnemers kiezen per viertal een van de door hen geschreven belevenissen uit. Dit verhaal vormt de basis voor een toneelstukje dat ze gaan maken. Ze krijgen 10 minuten om het voor te bereiden. De docent geeft aan dat de toneelstukjes per groep maximaal drie minuten mogen duren. Denk aan: Begin - midden - eindstructuur. 

Effect: stimuleert samenwerken, inventiviteit, improvisatie en plezier.

Voorbereiden
  • Ruimte om te oefenen.
Korte toneelscènes
timer
30:00

Slide 18 - Tekstslide

Doen - Korte toneelscènes
Tijd: ± 25-30 minuten/ Groepjes van 4 
Uitleg: De groepjes gaan de toneelscènes voor elkaar opvoeren. Maximaal drie minuten per groepje. Na iedere presentatie is er een kort applaus en dan snel door. U geeft telkens met een geluid het signaal om door te gaan. Het is belangrijk het tempo erin te houden. 

Effect: stimuleert samenwerken, versterkt de deelnemers in dat ze zichzelf kunnen laten zien. 

Voorbereiden
  • U zorgt ervoor dat er een plek is voor de presentatie, publieksopstelling.
  • Bellen of elk ander instrument dat geluid voortbrengt.
  • U kondigt aan en af, eventueel met een geluid (een triangel, bel of klankschaal et cetera.)
  • Voor deelnemers: spreek rustig en met goed begrip. Neem de tijd en ontvang je applaus.
  • Na elke presentatie is er een kort applaus. U geeft met een geluid het signaal om verder te gaan. Als u het passend acht, kan hij of zij een deelnemer uitnodigen om de verantwoordelijkheid voor het signaal op zich te nemen. 
  • Het is belangrijk om het tempo vast te houden.
Na de presentatie schrijven de deelnemers die nog niet klaar zijn de definitieve versie van hun tekst. Dit kan ook op een andere dag.

Nabespreken
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Evaluatie - Nabespreken
Tijd: ± 5-10 minuten
Uitleg: Na de presentatie is er een kort tijd om uit te wisselen over de ervaring van het presenteren.

Als u wilt dat iedereen meedoet, kunt u deelnemers uitnodigen om kort commentaar te geven op hun presentatie-ervaring.

Je kunt elk team ook uitnodigen om iets te vertellen over hoe ze zich op de presentatie hebben voorbereid en hoe het voor hen was.


Terugkijken
Terugkijken
Hoe voel je je?
- in één woord of één zin -

Slide 20 - Woordweb

Reflectie - Terugkijken
Tijd: ± 5-10 minuten
Uitleg: U nodigt alle deelnemers uit om in één woord te zeggen hoe zij zich tijdens het presenteren hebben gevoeld.

Daarnaast vraagt u iedere deelnemer: 
'Wat van deze les kun je in je dagelijkse leven gebruiken?'

Ik neem mee
Wat van deze les kun je in
je dagelijkse leven gebruiken?

Slide 21 - Woordweb

Reflectie - Ik neem mee
Tijd: ± 5-10 minuten
Uitleg: U vraagt iedere deelnemer:
'Wat van deze les kun je in je dagelijkse leven gebruiken?'

U nodigt ook alle deelnemers uit om in één woord te zeggen hoe zij zich tijdens het presenteren hebben gevoeld.