Taal A2 - bijeenkomst 10 spellingprincipes en spellingstrategieën

Taal A2 - bijeenkomst 10 spellingprincipes en spellingstrategieën
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Taal A2 - bijeenkomst 10 spellingprincipes en spellingstrategieën

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De Nederlandse spelling is op vier hoofdprincipes gebaseerd. In het algemeen geldt voor Nederlandse woorden dat je voor elke spraakklank een apart teken schrijft, zoals in ‘stok’. We noemen dit ...
A
het etymologisch principe
B
het fonologisch principe
C
het morfologisch principe
D
de regel van gelijkvormigheid

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

En je schrijft ‘web’ en ‘hond’ in plaats van ‘wep’ en ‘hont’ vanwege het .....; specifieker de regel van.....
A
het syllabisch principe; de regel van gelijkvormigheid
B
het fonologisch principe; de regel van overeenkomst
C
het morfologisch principe; de regel van gelijkvormigheid
D
het syllabisch principe; de regel van overeenkomst

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is echter niet het enige principe dat onze spelling bepaalt. Bij een leenwoord zoals ‘bureau’ en een au-woord zoals ‘blauw’ geldt ...
A
het etymologisch principe
B
het morfologisch principe
C
het hoofdprincipe
D
de regel van gelijkvormigheid

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de regel van gelijkvormigheid?
A
korte klank-lange klank
B
't kofschip
C
woord schrijven zoals je het hoort
D
het woord langer maken

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij woorden met een korte of een lange klank, zoals ‘jager’ en ‘bakker’ geldt ....
A
het etymologisch principe
B
het syllabisch principe
C
het morfologisch principe
D
de regel van gelijkvormigheid

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hij wedt
A
regel van de overeenkomst
B
verdubbelingsregel
C
etymologisch principe
D
regel van de gelijkvormigheid

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is de juiste volgorde van de stappen binnen de elementaire spellinghandeling?

A
Auditieve analyse – koppeling foneem/grafeem – onthouden volgorde fonemen – het woord schrijven
B
Auditieve analyse – onthouden volgorde fonemen – koppeling foneem/grafeem – het woord schrijven
C
Onthouden volgorde fonemen – auditieve analyse – koppeling foneem/grafeem – het woord opschrijven

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord is gespeld volgens het syllabisch principe?
A
bomen
B
vervolg
C
minste
D
krant

Slide 9 - Quizvraag

Verenkelingsregel (ve -- ter) syllabisch is verenkelings en verdubbelingsregel

d= regel van de gelijkvormigheid
'Taxi, centrum, rauw, hei'. Volgens welke spellingstrategie moeten deze woorden gespeld worden?
A
analogiestrategie
B
fonologische strategie
C
regelstrategie
D
woordbeeldstrategie

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"Oh, maar 'aanschouwelijk' is niet zo moeilijk", legt Anne uit. "Dat schrijf je net als 'schouwburg'."

Welke van de onderstaande uitspraken is juist?

A
Anne past de analogiestrategie toe om tot de juiste schrijfwijze te komen.
B
Anne past de regelstrategie toe om tot de juiste schrijfwijze te komen.
C
Anne past de woordbeeldstrategie toe om tot de juiste schrijfwijze te komen.
D
Anne past de algoritmische methode toe om tot de juiste schrijfwijze te komen.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke strategie kun je toepassen om de eerste twee lettergrepen van 'oplaadpunt' goed te spellen?
A
regelstrategie
B
woordbeeldstrategie
C
hulpstrategie
D
fonologische strategie

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Vertrouwelijk - trouwen, slapen - schrapen'. Volgens welke spellingstrategie moeten deze woorden gespeld worden?
A
analogiestrategie
B
fonologische strategie
C
regelstrategie
D
woordbeeldstrategie

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke strategieën moet je oefenen als je 'koud' goed wil leren spellen?
A
woordbeeld- en regelstrategie (verenkelingsregel)
B
hulpstrategie en regelstrategie (verlengingsregel)
C
fonologische strategie en regelstrategie (verdubbelingsregel)
D
woordbeeld- en regelstrategie (verlengingsregel)

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies