In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Een tekst wordt snel saai, als je vaak dezelfde woorden gebruikt.
Je moet daarom woordkeus variëren.
Bijvoorbeeld:
- baas, hoofd, directeur, chef, leider
- verhaal, sprookje, mythe, vertelling
- lekker, smakelijk, heerlijk, verrukkelijk, genotvol
Hetzelfde geldt voor de zinsopbouw: de volgorde van de zinsdelen.
Standaard begin je met het onderwerp (O), dan de persoonsvorm (P) en daarna een ander zinsdeel (A).
Je kunt variëren door zinnen APO en PAO (vraagzin) te maken.
PA (gebiedende wijs) kan ook.
Maak nu:
- opdracht 1 (je hoeft niet de hele tekst op te schrijven, alleen de woorden die je vervangt).
- opdracht 2 en 3 (gaan over dezelfde tekst)
- opdracht 4-1 (4-2 hoeft niet)
- mocht er tijd over zijn, dan ook opdracht 5!