Herhalingsles Nederlands 5

Even opfrissen
Deelnemen via lessonup.app
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Even opfrissen
Deelnemen via lessonup.app

Slide 1 - Tekstslide

LIT: 
Ridderepiek
LIT:
Religieuze epiek
TBS: 
Psycholinguïstiek
TBS: Woordenschat
polysemie
exempel
proloog
hippocampus
locus amoenus
queeste
purisme
leenwoord
leenman
hub

Slide 2 - Sleepvraag

Taalbeschouwing

Slide 3 - Tekstslide

In de zin 'Hij claimde dat ze na het daten intieme seks hadden' staan maar liefst vier...
A
taalfouten
B
bastaardwoorden
C
vreemde woorden
D
zelfstandige naamwoorden

Slide 4 - Quizvraag

Leenwoorden of neologismen
Leenwoorden die niet aan de ontlenende taal zijn aangepast qua uitspraak, spelling en woordvorming noemt men vreemde woorden: vb. meeting, penalty, fjord, überhaupt, patrouille, ...

Leenwoorden waarvan de oorspronkelijke vorm al (in zekere mate) aan de spelling, uitspraak of woordvorming van het Nederlands is aangepast, worden in de taalkunde bastaardwoorden genoemd: vb. mirakel (miracle), pushen (to push), sigaar (cigare), excuseren (excuser), ...

- Tot slot zijn er ook volledig geïntegreerde leenwoorden: die zijn meestal al lang geleden ontleend, en zo sterk aan het Nederlands aangepast dat de meeste mensen de vreemde oorsprong van deze woorden niet meer herkennen. Bijvoorbeeld: muur (van het Latijnse murus), roos (van rosa).

Slide 5 - Tekstslide

Basiswoorden die je vroeg aanleert en die frequent voorkomen, noemen we...
A
lexicons
B
schakels
C
hubs
D
hippocampussen

Slide 6 - Quizvraag

'Kledij' verhoudt zich
tot 'broek' als een...
A
hyponiem
B
hyperoniem
C
leenwoord
D
nevenschikking

Slide 7 - Quizvraag

We zijn bij de geboorte in staat om klanken uit elke taal te onderscheiden. We verliezen deze eigenschap echter...
A
in de eerste levensmaanden
B
rond onze eerste verjaardag
C
rond de leeftijd van zeven jaar
D
wanneer we alcohol beginnen drinken

Slide 8 - Quizvraag

Het mentale lexicon
We structureren alle woorden die we leren in een 'mentaal lexicon'. Dit proces start al spontaan op bij baby's – sommige wetenschappers beweren zelfs dat het in de buik begint.

Binnen dit web van woorden spelen frequente woorden een belangrijke rol: hoe frequenter we het woorden horen, hoe sterker de positie die dit woord aanneemt als 'hub' in je netwerk.

Slide 9 - Tekstslide

Het mentale lexicon
We ordenen woorden ook hiërarchisch: er zijn 'hyperoniemen' of koepelwoorden die zich als een paraplu boven een reeks woorden bevinden. 'Hyponiemen' zijn onderliggende woorden.

Zo kan een hyponiem zelf ook nog eens een hyperoniem zijn, bijvoorbeeld: brood is een hyponiem van voedingswaren, maar brood is dan weer een hyperoniem van stokbrood.

Slide 10 - Tekstslide

Ridderepiek

Slide 11 - Tekstslide

Bekijk de trailer voor de film
King Arthur: Legend of the Sword.

  • Welke elementen uit de traditionale Arthurromans zie je hier?
  • Welke elementen ontbreken?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Welke elementen uit de traditionele Arthurroman vind je hier ook terug?

Slide 14 - Open vraag

Welke elementen uit de traditionele Arthurroman ontbreken hier?

Slide 15 - Open vraag

Religieuze epiek

Slide 16 - Tekstslide

Lees het fragment aandachtig.
"Al constic enen roc spinnen
Ic mochter niet met winnen
Ic tween weken een broet
Ic moet gaen dorden noet 
Buten der stat op tfelt
Ende winnen met minen lichame ghelt"

Slide 17 - Tekstslide

Wie is hier in dit fragment het woord?

Slide 18 - Open vraag

In welke tragische situatie bevindt zij zich?

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het belang van 'buten der stad opt felt' in de middeleeuwse context én voor Beatrijs persoonlijk?

Slide 20 - Tekstslide

Welke kenmerken van het Middelnederlands vinden we terug in 'Ic moet gaen dorden noet'?
A
verlenging van klinker door tweede teken
B
invloed van het Latijnse woordbeeld
C
korte woorden werden aan elkaar geschreven
D
dubbele negatie

Slide 21 - Quizvraag

Taalvaardigheid

Slide 22 - Tekstslide

Een synoniem voor 'restrictief' is ...
A
ouderwets
B
vernieuwend
C
ontspannend
D
beperkend

Slide 23 - Quizvraag

Een antoniem voor 'abominabel' is ...
A
fenomenaal
B
conventioneel
C
occasioneel
D
miserabel

Slide 24 - Quizvraag

De uitdrukking 'de kroon spannen' betekent ...
A
ergens de leiding over hebben
B
voor veel problemen zorgen
C
het hoogtepunt vormen van iets
D
aftasten hoe ver men kan gaan

Slide 25 - Quizvraag

'Backbenchers' vindt men voornamelijk terug in de ...
A
sportwereld
B
politiek
C
universiteit
D
bedrijfswereld

Slide 26 - Quizvraag

De zin 'De witte sneeuw valt naar beneden' bevat twee ...
A
pleonasmes
B
tautologieën
C
contaminaties
D
anglicismen

Slide 27 - Quizvraag